-46- Gezien de uitspraken van de kommissaris van de koningin mogen vi/ij toch goede hoop hebben dat de planoloqische aspekten als zodaniq wel geaccepteerd worden. Dit is de achterarondWij zouden hei ook-liever anders uben.Wij' vinden het eigen lijk zelf wel verantwoord om zonder nader onderzoek een aantal hecltare tot in dustrieterrein te bestemmen.Wij weten echter dat hogere instanties flit niet ver antwoord achten. Daar heb je dan mee te maken. net lid Koosenboom: Als ik U zo beluister dan ruikt het toch naar een bepaalde vorm van chantage. Ik ben er van overtuigd dat het rapport van Kuypers voor de gemeenschap veel geld heeft gekost en niet het rendement heeft opge leverd wat we daarmee hadden beoogd. Het is net wat hier al eerder in de vergadering is gezegd. Eigenlijk zou het helemaal niet nodig moeten zijn om met dure rapporten en adviezen naar de provincie te gaan, omdat de provincie zelf heeft gezegd dat er niet gebouwd mag worden in het westen. Als alternatief is in eerste instantie een terrein genoemd, en in tweede instantie is de Schans genoemd. Daarmee ging de potentiële industriegrond die aanwezig was en waar ook goedkeuring op berustte verloren. Halsteren heeft dus voor dat soort industrieën geen grond meer beschikbaar. Er is industrie gevestigd in de Oude Molen. Het is dus een vanzelfsprekende zaak om daar industrieterreinen te vestigen. Ik ben nu eenmaal niet het typetje dat zich laat manipuleren. Ik dacht dat dat rapport van Kuypers ruim voldoende was om daar mee verder te gaan. Het lid van Eekelen: Wij krijgen altijd geen even duidelijke notulen, maar deze is dan toch wel duidelijk zonder een andere verduidelijking en onder bouwing, waarom dit onderzoek nodig is en de kommissie meent, de meerderheid van de kommissie, de voltaliige kommissie, geen advies uit te kunnen brengen over het uittrekken van het krediet. Dus het is geen kleine meerderheid. Unaniem waren ze het in de kommissie Financiën eens, dat dit rapport overbodig was en unaniem waren we het er over eens, dat als er geen werkelijke brief zou komen van de provincie, die er uitdrukkelijk om vraagt, we dat geld er niet aan uit hoeven geven. Ik blijf er bij dat het in de kommissie Financiën duide lijk een stuk financieel beleid is, waarbij ruimtelijke ordening aspekten dan misschien een rol kunnen spelen. Maar dan neem ik niet aan dat U dat stuk binnen de kommissie Ruimtelijke Ordening op zijn fiancniële aspekten aan het verdedigen bent. Dat heeft niets met ruimtelijke ordening te maken. Het lid Helmiq-Mathijsen Gerst: Wij gaan er alleen maar mee akkoord als U het in mindering brengt op de post die bestemd is voor bureau Kuypers. Wethouder van der Weeqen: Ik wil ingaan op meneer van Eekelen. Die zegt namelijk met andere woorden, ook hetgene wat ik daarnet gezegd heb, dat de kommissie en de raad in overgrote meerderheid vond dat er eerst een nadere onderbouwing plaats moest vinden. Hij naakt daar alleen maar bezwaar tegen dat het in dit geval niet in de kommissie Financiën is geweest. Dus als hij zegt, daar had het persé terug gemoeten, ja, dat zou kunnen. Er is nu voor een andere oplossing gekozen. Ik denk ook dat de voorzitter van deze kommissie Ruimtelijke Ordening, waar toch natuurlijk relatie mee is met het huidige voorstel, dat hij wat verregaand op de hoogte was van afspraken die in dit kader gemaakt waren en van uitlatingen die door dc provincie gedaan waren. Vandaar dat het naar mijn mening, mede ook om praktische redenen, door de voorzitter in die kommissie is meegeno men. Alhoewel het ook wel een kommissie is die bij dit gedeelte belangen heeft. De voorzitter: De heer Roosenboom zegt dat riekt toch iets naar chantage. Dat is duidelijk niet de bedoeling van mijn toelichting. Ik sta alleen met beide benen op de grond. Ik weet dat als het ETIN nu bij voorbeeld niet wordt ingeschakeld dan zullen we toch aan de stedebouwkundige opdracht moeten geven om zijn rapport te aktualiseren. Dat is punt één. De provincie accepteert die cijfers van vier jaar geleden niet. Dit moet geaktualiseerd worden. Dat kost ook geld. Ik weet echter ook dat de vorige keer het rapport van de stedebouwkundige onvoldoende was voor de provincie voor zover het betrof de onderbouwing van de behoefte. Dit werd toen als onvoldoende aangemerkt door deprovincie. Dat is juist twee. Ik weet ook dat het ETIN bij zonder veel ervaring heeft op dit gebied dat dit indruk maakt bij de provincie als er tenminste positieve resultaten uitkomen.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1982 | | pagina 46