-4- Door het kollege van B&U is zoveel mogelijk met de wensen rekening gehouden en in laatste instantie met betrekking tot de bezwaarschriften die zijn in gediend is ook weer zo veel mogelijk tegemoet gekomen aan de wensen die er leven. Alle wensen honoreren, zo is het leven niet. Dat betekent dat als wij dat overleg zouden ingaan, wij waarschijnlijk verwachtingen zouden wekken bij die organisaties dat er nog meer tegemoet zou worden gekomen aan hun wensen. Dat zagen we als kollege niet in, dat die mogelijkheid er zou zijn dat is punt een. Punt twee, volgde na de raadsvergadering van 17 april een uit spraak van de kommissie Ruimtelijke Ordening, die gehouden werd op 28 april, waarbij de kommissie uitdrukkelijk opdracht gaf, of verzocht aan het kollege, om nu door te gaan en die gesprekken niet meer te voeren op grond van dezelfde argumenten die ik zo net heb vermeld. In de aerde plaats dreigt het gevaar als we het nu niet behandelen in de maand juni, dat het voorbereidingsbesluit wat geldt voor het buitengebied, verloopt omdat we ons niet houden aan de termijnen. De termijnen luiden dat binnen drie maanden na het einde van de ter visie-legging het bestemmingsplan moet worden behan deld. Die termijn kan één keer met drie maanden worden verlengd. Daarna niet meer. Dat betekent dat er dan een periode kan ontstaan waarin het voorberei dingsbesluit niet meer van toepassing is. Dat zou betekenen dat het gebied voor een bepaalde periode in wezen vogelvrij zou worden verklaard. Dit is niet zonder risico's omdat dan verzoeken om bouwsels en dergelijke gedaan kunnen worden die dan beoordeeld zouden moeten worden aan de hand van het bestemmingsplan van 1960. Dat gevaar was ons te groot en daarom, die pun ten afwegende tegenover de toezegging die gedaan was, met name is erg be langrijk de uitspraak van de kommissie Ruimtelijke Ordening, ook in een open bare vergadering gedaan, heefthet kollege tot het besluit gebracht om nu on danks die toezegging toch het bestemmingsplan te behandelen in de raadsver gadering van 19 juni 1980. Dat is mijn antwoord op Uw voorstel. Wie wenst in tweede instantie het woord? Het lid UytdewilliqenAls eerste punt roert U aan dat het plan min of meer voldoende besproken was in de kommissies en in de organisaties. Ik ben het daar niet mee eens. Vrij uitvoerig zou het er in besproken zijn. Hef heeft dikwijls op de agenda gestaan en dan was het een kwestie van twee minuten en dan was het weer voorbijWaar ik het grootste bezwaar tegen heb en dat is dat U zegt "de voorzitter heeft wel min of mee" een toezegging gedaan", maar ik kan niet anders lezen dan dat het duidelijk zwart op wit staat, dat er een toezegging is gedaan en niet min of meer. Ik kan dat niet anders lezen. Dan vraag ik mij af als er een toezegging gedaan wordt door het kollege, kan dan een kommissie, wie het dan ook is, welke kommissie dat ook is, kan die daar over oordelen of het kollege daar verder aan moet voldoen, ja of niet. Dan spreekt U "de termijn is te kort". Ik heb het al gezegd, die bezwaren zullen er wel komen. Ik heb het dan ook nog even uitvoerig na laten zoeken en op 15 februari j.l. was die ter visie-legging ten einde. Er drie maanden bijtel lende kom je aan 15 mei. Op 17 april wordt in de raadsvergadering een uitstel gegeven van 3 maanden. Haar er staat niet bij in dat voorstel "vanaf heden", maar er staat gewoon"3 maanden uitstel'.' Dat houdt in dat het tot 15 augustus geldig is en als vóór 15 augustus dat bestemmingsplan in de raad vastgesteld wordt, dan is er geen vuiltje aan de lucht. Ik zeg, die argumenten die U noemt die kloppen naar mijn mening niet. Het lid van Eekelen: De heer Uytdewilligen heeft formeel gelijk. Als een kollege of een raadsvoorzitter iets toezegt aan de raad dan behoren ze het ook na te komen. Gezien de omstandigheden vind ik toch dat daar enig begrip voor moet zijn.Onder andere dat U hier pas was en dat hoeft niet persé een verontschuldiging te zijn, maar U kunt. deze materie, waar een ander of 8 jaar mee bezig is, niet gelijk onder de knie hebben. Dan zou U een wondermens zijn. En als U dan geadviseerd wordt door Uw wethouders om het niet te doen dan vind ik dat de raadsvoorzitter daar geen verwijt treft. -5- In het vervolg zou ik zeggen, probeer dit wel te voorkomen. Ik kan er begrip voor opbrengen zoals de procedure verder gelopen is. De voorzitter: Om eerst te antwoorden op de opmerkingen die zijn gemaakt door de heer Ij^tdewilligen. De toezegging is gedaan, laat daar dan geen misverstand over bestaan. U vraagt of daar op teruggekomen kan worden op zo'n toezegging. Dat kan altijd. Er kunnen toezeggingen gedaan worden door een voorzitter en door een kollege, waar op teruggekomen kan worden. Dat kan altijd. Alleen dan moeten er wel erg zwaarwegende feiten zijn. En wat was erg zwaarwegend? Ik heb een aantal punten genoemd. Onder andere het advies van de kommissie Ruimtelijke Ordening. Ik kan mij voorstellen dat er soms in een openbare vergadering een toezegging wordt gedaan waar, bij nadere afweging door een kommissie, een afwijkend advies over wordt ingebracht, wat het kollege dan opnieuw in overweging neemt. Ik denk dat dat geen onjuiste vorm van besturen is. Het moet mogelijk zijn om op zo'n toezegging terug te komen. Een van de argumenten die ik gehanteerd heb, is volgens U niet juist. Dat is het argument dat de termijnen overschreden worden. Met Uw voorstel zou dat opgelost zijn. Als U een vergadering zou houden vóór 15 augustus, - want de termijnen die U noemt zijn juist, dat zou een extra raadsvergadering betekenen rnet betrekking tot dit punt-, dan zou dat probleem overwonnen zijn. Dat is juist. Ik ben in mijn antwoord in eerste instantie echter uitgegaan van de normale raadsvergadering op de derde donderdag in de maand. Ik heb U de overwegingen medegedeeld die het kollege heeft gehanteerd om het nu toch in deze maand te behandelen. Daar hoorde die overweging met betrekking tot de termijnen bij. We hebben dit nu in twee rondes behandeld. Ik neem aan meneer Uytdewilligen dat U hier een voorstel van orde van maakt om het te verdagen tot 14 augustus. Dan breng ik dat voorstel van orde van de heer Uytdewilligen nu in stemming. Er worden 14 stemmen uitgebrochf waarvan 2 voor en elf tegen, een blanko. weshalve het voorstel is verworpen. De voorzitter: Dan nu inhoudelijk. Het lid Uytdewilliqen: Afgezien van het voorgaande wil ik toch ook nog rea geren op het plan zoals het hiervoor ons ligt. Wat is het uitgangspunt om een bestemmingsplan "Buitengebied" te creëren. Het uitgangspunt is en was in hoofdzaak om wezensvreemde bedrijven en be bouwing te voorkomen. Hier staan we dan ook volkomen achter. Ook wij wen sen van het Buitengebied geen oord voor beter gesitueerden te maken. Ook wij zeggen: mensen die met het bedrijf stoppen kunnen niet alsnog een woning bouwen in het Buitengebied ook al hebben ze daarvoor voldoend^ grond beschikbaar. Er zijn in het verleden zeker uitwassen geweest wat dat betreft, maar ik ben het volkomen oneens met wethouder Roosenboom. Als die in de kommissie Ruimtelijke Ordening van 10 juni j.l. stelt: "De landbouwers rotzooien maar wat raak en het is hun eigen schuld". Ik denk dat als er gerotzooid is hij beter de hand in eigen boezem kan steken. Zeker er'zijn dingen gebeurd die niet d~or de beugel konden, maar dat zal ook gebeuren na vaststelling van dit plan. Haar buiten het voorkomen van oneigenlijk gebruik, wat op zich zeer juist is, is het tevens zaak de mensen die in het Buitengebied hun bestaan moeten vinden, zo weinig mogelijk in hun bedrijfsuitoefening te hinderen. Zij moeten er hun boterham verdienen. In dit opzicht verschilt een bestemmingsplan Buitengebied met een bestem mingsplan van woningbouw wel zeer. Allereerst wil ik dan noemen meneer de voorzitter, de gekozen bouwblok methode, wat in tegenspraak is met de zogenaamde "Groene nota" wat het agrarisch gebied betreft en waaraan door Gedeputeerde Staten de voorkeur wordt gegeven. Hen kan stellen dat dit in andere provincies anders is maar ik denk dat we op dc eerste plaats te maken hebben met Gedeputeerde Staten van Noord-Bra bant.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1980 | | pagina 92