1 31 -3 2- Dg. voorz i tter i nterrumpeert en stelt dat het lid Mens er dan misschien van uitgaat dat wel vervalt dat iedereen mee moet doen» Maar dat men naar behoefte als gemeente kan zeggen:"wij doen ook mee". Want dat zit eigenlijk in het stuk. Als je dat er niet in hebt, dan is het loslaten van het vetorecht nog maar de vraag» Er is dacht hij eigenlijk sprake van: "waarom zouden wij ai die gemeenten moeten dwingen, we vragen gewoon; hebben er 12 van 17 behoefte aan", Dan gebeurt het ook, dan is het vetorecht in de gedachtengang van de heer Mens overbodig» Het I id Mens beaamt dat. De voorzitter vraagt wie van de leden hier nog wat over wi I zeggen. Niemand. Dan gaan wij op deze wijze een reaktie ver zorgen Het I i d Mens zou daar zeer blij mee zijn» -_1. voor z 'tter zegt toe dat de reakt ie bij de ingekomen stuk ken komt. Zonder hooFdelijke stemming wordt besloten konform het voor ste I van burgemeester en wethouders. 8. VOORSTEL TOT VASTSTELLING VAN EEN "VERORDENING BEHANDELING BEZWAARSCHRIFTEN" Het I i d Pr i ems heeft begrepen, dat de V.N.G. 3 mode I-verorde ningen heeft opgesteld, die bruikbaar zijn voor de kommissie bezwaarschriftenHet kol lege stelt voor om de le verordening te nemen, hij wi I in overweging geven om te kiezen voor de der de moge!Ijkheid» Dat is een kommissie samengesteld uit de raad, die de bezwaren aanhoort en zelf daarop een besluit neemt. Als we die kommissie op een evenwichtige manier samenstellen, dan hoeft dat later niet meer in de raad terug te komen. Het lid Me ns weet niet of de voorzitter zich het nog kan herin neren, maar in de vorige raadsperiode heeft hij gevraagd waarom het koI lege gekozen had voor model 1, is dat omdat het de minste artikelen zijn. Ook thans wi! hij deze vraag stellen, want model 1 kent 17 artikelen en de anderen 24 of 25» De voorz itter antwoordt dat het vast niet in de omvang van het mode I zit. Het lid MejTs zegt dat het zeker het eerste was en voor het kolle ge misschien aanleiding om dit voor te stellen. Hij kan hierin niet rnee meegaan, hij is blij dat de P.v.d.A» er hetzelfde over denkt. I n mode I 3 heeit hij de openbaarheid kunnen terugvinden, dat vindt hij zeer belangrijk» Punt 2 een onafhankelijke kommissie; punt 3 i0weI mogelijk om voor raadsleden en burgers z itt ing te nemen i n deze kommissie; punt 4 éénmaal per half jaar verantwoording aan de raad over deze zaken. Dat vindt hij voor hem 4 essentiële pun ten, die in model 3 nader omschreven staan en die hij in model 1 niet heeft kunnen terugvinden. Daarom wi I hij voorstel len voorals nog mode! 3 te nemen. Wethouder Roosenboom wil er nog aan toevoegen, dat door de V.N.G. 3 modellen zijn gepresenteerd, maar je kunt er zelf wel honderden maken, maar die mogen dan niet in strijd zijn met de wet AROB. Je unt u 11 de 3 model len van de V«NQGB er 1 kiezen en als raad kun -33- je er dingen invoegen of uitlaten, mits het niet- in strijd is met de wet» Maar die 3 voorbeelden zijn er alleen maar puur als voor beeld. De raad kan zelf een model ontwikkelen wat past bij deze raad of aan de wensen van de raad» Je bent echt niet gebonden aan de 3 model len. Misschien is dat de reden waarom het kol lege voor model 1 heeft gekozen, omdat mode! 1 het meest ee^nvoudige is. De raad moet maar invullen. Als je met model 2 of 3 komt is dat al meer gekonkretiseerdModel 2 kan je ook gebruiken en daar zou je iets in kunnen wijzigen. Dat geldt ook voor model 3. Dus je bent niet strikt gebonden aan de letterlijke tekst, zoals die in deze modellen is vernoemd. Je kunt ze wijzigen als ze maar niet in strijd zijn met de wet AROB. Het I id S i nke kan ook akkoord gaan met model 3. Het I id Mens geeft de wethouder gel ijk als die zegt dat het een mode I-verordening is, maar hij dacht niet dat deze model-veror deningen in strijd zijn met de wet AROB. Om het eenvoudig te steI Ien willen zij model 3 zonder daarin wijzigingen aan te bren gen. De voorzitter vraagt of de raad hiermee kan instemmen of wil die er een formele behandel ing over. Wethouder Roosenboom wiI toch vasthouden aan model 1. Hij heeft verschi I Iende mensen een keuze horen maken voor model 3. Aange zien dat een gedeelte van de raad is, wil hij de raad een uit spraak laten doen. Dus voorlopig staat het voorstel van het kol lege voor hem nog overeind. De voorzitter meent te begrijpen, dat wethouder Roosenboom stem ming verlangt en stelt vervolgens dat we overgaan tot stemming» Het I id van E e k eIe n vraagt de voorzitter te formuleren waar we over gaan stemmen. De voor z i tter antwoordt dat we gaan stemmen over het voorstel van het kol lege en daar- is een tegenvoorstel om 3 te nemen. Je kunt moei I ijk uitmaken wat de verste strekking heeft. Hij zou I iever het B&W-voorstel het eerst nemen. Het I id van Eekelen zegt dat we dan 2 stemmingen nodig hebben. Wet houder R o o se n boo m ontkent dat, want wanneer de ineerderhe i d van dc raad voor het voorstel van het kollege stemt dan is dat aan genomen Het I id van Eekelen zegt dat wanneer dat niet zo is, dan moet je toch nog een keer stemmen voor model 3. Wet li ou der Roosenboom ontkent dat. De voorzitter zegt dat je wel kunt afspreken dat het dan 3 is. Dusalshet T niet is dan is het 3. Het lid Me ns zegt dat de voorzitter gesproken heeft over het verststrekkende, maar zij stellen voor model 3 te nemen. De voorz i tter antwoordt dat dat wel kan maar als U nou maar aan geeft dat dat van verdere strekking is, dan model i. Hij heeft de stukken niet voor zich, dus kan hij niet zo gauw zeggen wat de verste strekking is. Hij begrijpt dat model 3 openbaarheid voorschrijft en nog wat punten, In hoeverre is dat dan van ver dere strekking dan model 1. Het I id Mens kan met de voorzitter meegaan, hij wil best stemmen over model .1, maar dan wel met de restriktie dat wanneer model 1 niet wordt aangenomen, dat dan model 3 geldt.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1979 | | pagina 68