val de liggende aanvragen te honoreren.
Het lid van Eekelen bevestigt dat en het gedeelte industrieterrein dat er nog
ligt ter grootte van 1,3 ha, volledig uit te geven als er gegadigden zijn.
Het lid Walthuis vraagt of dit de enige liggende aanvraag is.
De voorzitter antwoordt dat er nog een aanvraag is van van de Watering om een
stukje erbij, van Hegroka, een aanvraag voor een metaalbedrijf uit Fijnaart
en een aanvraag voor een machinale houtbewerking uit Hoogerheide. Alle aan
vragen kunnen gehonoreerd worden binnen de eigendommen die we hebben.
Het lid Walthuis vraagt of het dan niet zinnig is die verzoeken eerst eens te
bundelen en te kijken of ze geen hinderwetsvergunning enz. behoeven, in
plaats van nu te besluiten de aanvragen zonder meer te honoreren. Duijnmetaal
vindt hij een duidelijke kwestie. Die zou hij ook graag gehonoreerd zien.Over
de rest heeft hij op dit moment nog geen mening.
De voorzitter licht de bedrijven toe.
Het lid Walthuis hoort van een bedrijf van assemblage in landbouwmachines.Dat
betekent dat daar een stuk konstruktie gepleegd wordt. In het verleden gaf
dat voor anderen problemen. Hij kan zich herinneren dat garagebedrijf Bastians
uit Lepelstraat zich daar heeft willen vestigen en hij te horen kreeg dat hij
te dicht tegen het waterwingebied zat in verband met vervuiling. Hij kan zich
voorstellen dat in een konstruktiebedrijf ook een stuk vervuiling gepleegd
wordt. Dat is ook een risiko. Daarom vindt hij het nu wat te ver gaan om daar
nu reeds een uitspraak over te doen.
De voorzitter merkt op dat men zou kunnen zeggen: in principe, tenzij daar
achteraf zwaarwichtige problemen rijden.
Het lid Walthuis merkt op dat hij bijvoorbeeld een hinderwetsvergunning moet
hebben, maar dat men nu dan wel besluit om te verkopen.
De voorzitter zegt dat dat los staat van de hinderwet.
Wethouder Roosenboom adviseert de raad om vanavond niets te verkopen. Hij
heeft de raad de toezegging gedaan om de zaak nog eens grondig te zullen be
kijken. Dat neemt niet weg dat de stedebouwkundige en hij misschien op één
lijn zitten. Mocht het zo zijn dat het daar de enige aangewezen plaats zou
zijn dat daar gebouwd moet worden, dan moet je die gronden nu natuurlijk
niet gaan verkopen als de stedebouwkundige adviseert dat dat de plaats is
waar snel sociale woningbouw gepleegd kan worden. Daarom adviseert hij de
raad geen grond te verkopen.
De voorzitter zegt dat het niet juist is ten opzichte van de burgers die
weten dat er een bestemmingsplan ligt en dat de gemeente daar eigendom
heeft en waar de raad een grondprijs heeft vastgesteld. Als men het beleid
wil wijzigen, dan is dat op zichzelf altijd verkoopbaar. Maar men moet niet
het beleid willen wijzigen als men juist een aantal aanvragen voor de neus
gekregen heeft. Wel zou men dat kunnen doen na honorering van deze verzoeken.
Dan is het veel minder moeilijk..
Wethouder Roosenboom vindt dat de voorzitter zich op een glibberig terrein
begeeft.
De voorzitter vindt het duidelijke taal.
Wethouder Roosenboom merkt op dat het vorige kollege vanaf 1975 tot op heden
op alle aanvragen en verzoeken nee heeft verkocht. Bijvoorbeeld timmerbe
drijf Mourits heeft eind 1977 ook om industriegrond gevraagd. Die hebben
van de gemeente zelfs een schriftelijk bericht gehad,dat er geen industrie-
grond was en ook niet te koop was. Zo is dat in het verleden altijd gebeurd.
De voorzitter licht toe dat de beleidslijn al was omgebogen voor het verzoek
kwam door te zeggen niet te leuren rnet die industriegrond met het oog op de
Schans. Maar daarna heeft het kollege besloten de Schans in te trekken en
dan ligt de zaak weer helemaal open.
Wethouder Rousenboom zegt dat hem van het intrekken van het plan de Schans
niet bekend is.
Het lid Walthuis kan zich best voorstellen dat hetgeen de voorzitter zegt
waar is. Wel weet hij dat Simba-alluminium nee op zijn request heeft gekre
gen en genoodzaakt was om in Bergen op Zoom grond te kopen. Hij kan zich
voorstellen dat dit bedrijf, en zo zijn er nog wel meer te noemen, zich
door deze gang van zaken erg gepakt voelen. Dat vindt hij een vervelende
en spijtige zaak, waar hij het lid Sinke toch wel op wil wijzen.
De voorzitter bevestigt dat, en vindt het ook een spijtige zaak, maar daar
kan men met zijn allen niks aan doen. Toen was er een beleidsombuiging in
die zin
Het lid Walthuis onderbreekt dat we er inderdaad niks aan kunnen doen,maar
het is wel waar.
De voorzitter antwoordt dat het natuurlijk waar is.
Wethouder Roosenboom merkt op dat dat ook voor Mourits geldt.
De voorzitter zegt dat dat voor iedereen geldt. Dat neemt niet weg dat het
beleid medio 1977 weer is omgebogen en dat er nu aanvfager^liggen
Wethouder Roosenboom wijst er op dat eind 1977 Mourits nog is geweigerd,
maar hij proeft uit de woorden van de voorzitter dat het beleid sedert een
paar maanden is omgebogen.
Het lid van Pekelen zegt dat het beleid inderdaad de laatste maanden is om
gebogen, en hoe. Dat is helemaal geen nieuws voor hen. Hij vindt het zo jam
mer van de wethouder. Er werd in positieve zin gediskussieerdmaar toch
moest er weer bijgehaald worden dat "ik en de stedebouwkundige op een lijn
zitten, dan zou het verkeerd zijn". Neen, als de raad op een lijn zit en
niet de stedebouwkundige en niet de wethouder. De raad maakt het in de ge
meente uit.
Het - id Walthuis gelooft niet, wethouder Roosenboom goed kennende, dat hij
dat zo bedoeld heeft.
Het lid Verbogt is het bekend dat er niet nu een beleidsombuiging plaats
vindt, maar dat die al lang gebeurd is. Hij kan zich goed herinneren, dat
er in de kommissie ruimtelijke ordening is gesteld dat het industrieter
rein niet verder uitgegeven zou worden. In de volgende vergadering van die
kommissie stond in de notulen dat het kollege dat idee had overgenomen.Dat
heeft betrekking op de vorige zittingsperiode. Er zijn hem brieven bekend
aan ingezetenen dat die zaak is teruggedraaid. Het verbaasde hem dat er nog
gronden lagen die verkocht konden worden, ondanks dat het kollege al jaren
nee verkoopt. Nu moet er vanavond plotseling doorgedouwd worden dat die
gronden uitgegeven worden. Dat vindt hij toch wel een jammerlijke zaak.Vilei
wil hij duidelijk stellen dat dat niet komt door het huidige kollege, maar
een gevolg van de gang van zaken van het vorige kollege.
De voorzitter vraagt of het lid Verbogt dan wel uit kan leggen waarom dit
kollege gronden verkoopt aan de heer Heyt,
Het iid Verbogt kan dat. Dat is een kwestie van een ingezeten bedrijf en
het gaat om een strookje grond van een meter of zeven breed. Dat weet de
voorzitter net zo goed als hijzelf.
De voorzitter zegt dat het niet gaat om de oppervlakte of om een ingezetene.
Er is grond te koop aangeboden.
Het lid Verbogt vindt dat van de voorzitter een vervelende diskussie. Het
gaat om een zeer kleine uitbreiding.
De voorzitter vindt de grootte niet van belang. Zeer zeker niet.
Het lid Verbogt vindt van wel.
De voorzitter merkt op dat ook de heer van de Watering maar een klein stuk
je vraagt.