5V>
-2-
De stukken hebben voor zichzelf kunnen spreken en hij vraagt
wie van de leden het woord wenst, tenzij de wethouder nog
wat wil aanvullen.
Wethouder Roosenboom I icht toe dat hem deze middag nog een
brief is overhandigd door het woonwagenschap. De essentie van
het schrijven komt er op neer dat het bestuur van het schap de
lokaties heeft bekeken. Zij spreken daarbij voor zichzelf en
stellen er bij dat ze dat niet kunnen doen namens C.R.M. en de
provincie. Zij zijn ook persoonlijk in Halsteren geweest en
hebben alle vier de lokaties bekeken. Zijn daarbij bijzonder
kritisch want zelfs de Tholenseweg vinden zij een belangrijke
barrière als daarlangs eventueel een kamp zou komen. Men
gaat er gemakshalve gewoon aan voorbij dat mensen die aan
de KI averbIokken wonen en aan de Jankenbergdat die ook Jage-
lijks een paar keer deze wegen moeten kruisen. Dat is dan
schijnbaar de normaalste zaak van de wereld, terwijl dat voor
een woonwagenbewoner we! bezwaar!ijk zou zijn. De lokatie in de
nabijheid van de Beek I aan,daarvan zegt men dat het er mee door
kan. Dat kan waarschijnl ijk wel de goedkeuring hebben. Voor
wat betreft de lokaties in LepelstraaL zetten ze hun vraag
tekens tjj de KIutsdorpsewegZe vinden dat toch te ver afge
legen. Voor wat betreft het Kinderstraatje, daar hebben ze een
schetsje bijgedaan en suggereren ze dat met het aanbrengen van
voorzieningen dat wel acceptabel kan zijn. Samengevat komt
voor Halsteren de lokatie langs de Beeklaan er het gunsLigst
uit. Het voldoet aan hun eisen van ongeveer 200 meter van een
woonwijk en het aanwezig zijn van scholen en winkels tussen
de 200 en 500 meter. Dat past precies in de richt I ijnen van
C.R.M.Voor Lepelstraat ziet men in het Kinderstraatje een
reële mogelijkheid. Volledigheidshalve moet hij er wel bij ver
tellen dat hij in de gesprekken er duidelijk bij heeft gezegd
dat er gestreefd wordt naar twee lokaties, Halsteren en Lepel
straat, en dan in een verhouding van 10 Halsteren en 4 Lepe I-
straat. Daarmee hebben de beide terreinen dan een overwaarde
Het is dus niet zo dat de raad vanavond gaat discussieren over
een lokatie in Halsteren of een in Lepelstraat, althans dat is
niet zijn bedoeling. Hij denkt duidelijk aan een lokatie in
Halsteren èn een in Lepelstraat. Maar ook kan hij zich goed
voorstellen dat de raad in meerderheid besiist dat één lokatie
binnen de gemeente voldoende is en daarvoor een bepaalde
plaats aanwijst.
De voorz i tter vraagt zich af, indien er gepraat wordt over twee
Iokat 1 es, of de verhouding 10 4 wel juist is. Mén gaat uit
van één plaats per 1100 inwoners en Lepe I straat haa11 nog
geen 2000 inwoners.
Wethouder Roosenboom wijst er op dat die 10 voor Halsteren dan
ook teveel i smaar misschien is het beter om te zeggen een
verhouding van 9 3«
De voorz itter vindt het zelfs dan nog voor LepeIstraat aan de
hoge kant. Wel is het verstandig om 3 standplaatsen te plannen
en er nog maar twee uit te geven. Men houdt dan een groeimoge-
lijkheid. Halsteren zou men kunnen ste Men op acht plaatsen met
een planning tot tien. Daar zal het dichtbij komen.
Het I id WaIthu i s dacht dat het nog weinig zin had om over de
verhoudingen te praten. In vroegere stukken heeft hij gelezen
i
5
-3-
dat er in Vv'oensdrecht 10 plaatsen zouden moeten komen en voor
Halsteren noemt men dan zelfs 17» Als we nu uitgaan van die 14
plaatsen totaal, dan heeft men zeer zeker voor de eerste jaren
ook eer overschot ingedekt.
De voor-itter merkt op dat hij daarom ook heeft gezegd er een
bepaald aantal te plannen, maar er minder uit te geven in eerste
instantie. Dat lijkt hem wel verstandig.
Wethouder Roosenboom wijst er nogmaals op dat het niet pereé moet
dat er ook een kamp i n Lepelstraat moet komen.
Het id van den K i eboom zegt dat er in het stuk wordt gesproken
ove" een urgent i epI an. Daarin staat inderdaad vermeld: 17
plaatsen voor Halsteren.
De voorzitter onderbreekt dat er ook een stuk bij zit waarin
staatHa I steren 10 tot 30. Daaruit bl ijkt eens te meer hoe
verschr kkel ijk zacht de normen zijn en dat er echt wel wat te
bereiken valt met praten. Wel dacht hij dat als men het aantal
inwoners deelde door het aantal wagens, dat men dan kwam aan het
getal 1071. Laten we daar maar vanuit gaan. Waarom zouden we er
meer nemen dan nodig is.
Het I id van den Kieboom dacht dat het daarom verstandig zou z jn
om een zodanige lokatie aan te wijzen waarbij een latere uit
breiding moge I ijk is»
De voor z i tter vindt dat je bij d<=> aankoop inderdaad rekening
moet houden met de mogel ijkheid van een behoorlijke groei, maar
b i j de aan I eg zou hij z i ch will en beperken tot dat aantaI wat
men den op dat moment nodig heeft. Het is niet de bedoeling
dat er overlopers van elders worden aangetrokken.
Het I id van EekeI en dacht dat het woonwagenschap zich ook diende
te weren ten opzichte van Oost-Brabantwant de verhoudingen
daarmee Iiggen wel scheef. In Eindhoven is er 1 wagen op de
6000 inwoners b i jvoor bee I o'Wij zouden nog roomser wi I len zijn
dan de paus en er nog meer wiIlen nemen.
De voorzitter is het er mee eens dat men rustig aan moet doen,
maar overigens wel de goede wi I moet tonen.
Wethouder Roosenboom wil Eindhoven nog niet noemen. Hij blijft
dichter bij huis en noemt Ti Iburg met 1 op 6600, Breda mèt
1 op 2200 en westeI ijk Noord-Brabant met 1 op 1300. Onmiddel I ijk
moet hij er bij zeggen dat dat geen streven van het schap is.
Ook zij w i I len daar vanaf.
De voorzitter vraagt of dit cijfer recent is.
Wethouder Röösenboom bevestigt dit.
De voorzitter zou dan Iiever van die 1300 uit wi Ilen gaan, dan van
d i e Ï071
Wethouder van El zakker voelt ook meer voor bijvoorbeeld twee en
zes wagens en het daar naast scheppen van de nodige ruimte.
Wethouder Roosenboom licht' toe dat de cijfers zijn gebruikt in
een vergader i ng van 1 december jongstleden.
Het I id Mouws vraagt zich af of die cijfers inderdaad kloppen.
Hij heeft er onmiddellijk vraagtekens bij gezet. Die cijfers
staan namen I ijk genoemd in het stuk van het provinciaal bestuur
van 5 november 1975» Als men de landelijke cijfers bekijkt over
de bevolkingsprognoses, dan zijn die sedert die tijd al meerdere
malen bijgesteld. Ook de I a ndsbevo I k i ng zou in 1978 de 14.000.000
passeren, maar nu in 1979 zijn we nóg niet zo ver. Hier heeft
men een prognose gesteld van 7444 en in 1984 zouden het er 194
zijn. Dat is een groeipercentage van I iefst 3v procent per jaar.
Dat is 35 procent in tien jaar.