- 20 -
Het I id Wa Ithu i s is het niet met het I id Mens eens dat er aan GS
carte blanche gegeven zou worden. Dat staat er niet.
De voorzitter Ticht toe dat men op dezelfde lijn gaat zitten als GS,
onder het voorbehoud dat de raad er op terug kan komen a Is er meer
informatie komt. Maar dan is er misschien niets meer terug te draaien.
Wethouder Roosenboom merkt op dat het meest eenvoudige is fe
zeggen. Dan kun je er nooit een buil aan vallen. Maar dat lijkt
hem onrealistisch. Dat hadden we in 1969 en 1970, moeten doen.
Nu moet je proberen er zoveel moge I ijk uit te halen, maar het is
onreal istisch te veronderstellen en te suggeren - en daar komt het
eigenlijk op neer,- want als iedereen van de raad neen zegt dan
verdwijnt de fabriek. Daar zijn een aantal hectares grond gekocht
om er industrie op te vestigen. Het begin is gemaakt en men wi I dat
voltooien. Nou is het al leen maar de zaak hoever je als bestuui der
je inbreng moet leveren om het mi I ieu zo vei I ig moge I ijk voor je
inwoners te maken. Maar als men verondersteIt dat als we allemaal
neen zeggen dat hij er dan niet zal komeh, daar gelooft hij niet in
De voorzitter zegt dat ook niet.
Het lid Sinke meent dat de diskussie toch dreigt te verwateren.
Nu lijkt het of de brief van GS, die toezegging, of die totaal geen
inhoud heeft. Als er half januari een brief van GS naar GEP gaat
'waarin staat dat GS in principe bereid is uitbreidingsmogelijkheden
te verlenen, mits, mits, mits, dan is dat inderdaad een brief waarop
men later terdege kan terugvallen. Evengoed als eerder gedane toe-
zeggingen waar nu geruchten van schadeclaims de ronde deden, toen
we met ons bestemmingsplan kwamen. Die brief heeft wel degel ijk
waarde waarop terug gevallen kan worden.
Het lid Wal thuis zegt dat er dan evengoed terug gevallen kan wor
den op die mitsen. Die staan toch aangegeven in die brief.
Wethouder Roosenboom merkt op dat men dan die brief van de
direkteuigeneraaI van de Volksgezondheid erbij moet halen toen de
Ha I sterse raad in 1972 of 1973 onder druk werd gezet. Alsmede die
van de toenmalige minister van Economische zaken minister Ne lissen,
waar de Halsterse autonomie werd bedreigd. Toen de burgemeester
twaaIfeneenhaIf jaar burgemeester was heeft hij daar nog gewag van
gemaakt.
Het lid KIaassen vindt toch wel dat het laatste standpunt van
wethouder Roosenboom— op grond van inhoud van die brief, enzovoorts-
dat, als GS niet voldoet aan de gestelde eisen, dat wij er te allen
tijde op terug kunnen komen.
De voorzitter merkt op dat als de zaak helemaal draait er niets
meer terug te draaien is.
Het lid KIaassen zegt dat dat speelt vóór de vergunning gegeven wordt.
De voorzitter vindt het vanzelfsprekend dat als er zich niéuwe om
standigheden voordoen, men zich er altijd op kan beroepen. Ook zonder
dat dat voorbehoud wordt gemaakt.
Het lid KIaassen zegt dat zodra er een vergunning door GS wordt af
gegeven en ze voldoen daarbij niet aan de gestelde voorwaarden, dan
kunnen wij er op grond van ons besluit volgens wethouder Roosenboom,
op terugkomen.
Wethouder Roosenboom zegt dat het verlenen van een bouwvergunning
ter competentie van het col lege van burgemeester en wethouders b! ijft.
De voorz i tter beaamt dat. Maar als je nu in principe instemt met de
uitbreiding dan stem je in principe ook in met de vaststel I ing van een
bestemmingsplan.
- 21 -
Het I id Wa I thuis vindt dat dat volgens het voorstel van wethouder
Roosenboom niet wordt gezegd. Hij vraagt zich af als de Ha Isterse
raad nu nee zou zeggen of er dan überhaupt wat voor vergunning
dan ook toch via Halsteren zou lopen. Hij heeft het idee niet 1.
De voorzitter antwoordt dat de raad dan in ieder geval het morele
recht heeft om de ruimtel ijke ordening te doen. Dat is ook het enigste
wat we hebben, al het andere behoort bij GS.
Het I id Sinke zegt dat het gebleken is in het verleden dat dat een
waardevol wapen was. Want ondanks alle onaangename kanten die ei** aan
waren gelooft hij toch dat we als raad van Halsteren iets hebben
bijgedragen aan de vei 1 igheid die er momenteel is. In wezen is het
een beschamende zaak, want het moest niet nodig zijn we leven nu in
1979 pasen we hebben onze lande I ijke normen en tal van wetten op
dit gebied en die moeten gehanteerd worden bij iedere burger, bij
elk klein bedrijf, maar ook bij een groot bedrijf, welk het ook is.
De voor z i tter gelooft toch dat we naar een afronding moeten van
de diskussie en of een stemming of een opiniepei I i ng houden. Maar-
als hij het goed begrijpt vindt iedereen het belangrijk dat GS
niet zomaar een getalsverhouding krijgt, maar alle informatie
erbij.
Het I id de Goffai-van Kaam vraagt of er op deze manier gestemd
kan worden b.v. door ja, mits aan die en die voorwaarden zijn
voldaan en neen, omdat ik vind dat... Dus dat je ja en neen moti
veert
Wethouder Roosenboom gelooft dat praktisch iedereen zijn mening
kenbaar heeft gemaakt. Bij elke mening zit een bepaalde onder
grond in van neen, mits en ja, mits. Als dat duidel ijk op papier
komt te staan, met naam en toedracht dan kan er een bepaalde kon-
klus ie worden getrokken door GS.
Het I id Walthuis vindt dat wat de wethouder nu zegt jammer. Want
in feite zwakt hij zijn eigen voorstel daarmee af. Zijn eigen
voorstel houdt duidelijk in: we geven het aan GS over, we zeggen
geen ja en geen neen, maar in elk geval wel die mitsen. Die worden
duidelijk genoemd.
De voorzitter vraagt zich af waar we eigenlijk hiervoor zitten. Hij
kan er heel goed inkomen dat de minister van economische zaken
zegt: "dat moet, gelet op de betalingsbalans" en daar geeft hij
die man groot gel ijk in, daar moet die ook op letten. Voor :o'n man
is het welzijn voor onze bevolking duidelijk bijzaak, dat mag die ook.
Als GS m.b.t. de werkgelegenheid zegt: "nou we hebben nu zo hard
getrokken aan de werkgelegenheid in West-Brabantdit moet toch
echt doorgaan", dan zegt hij nog eens: "U hebt groot gelijk". En
als zij in bijkomende zin denken aan het welzijn in Halsteren,
dan vindt hij dat meegenomen. Maar voor ons staat maar een ding
primair n.l. het welzijn van onze mensen. Iets anders kunnen wij
niet goed doen. Daarom vindt hij dat we niet kunnen zeggen: "GS
moet het maar doen", want ze doen het natuurlijk goed vanuit hun
verantwoordelijkheid. Maar liet moet voor ons cj¥>ed zijn vanuit
onze verantwoorde I ijkheidDat is duidelijk iets anders.
Het I id WaIthu i s vindt dat de voorzitter praat of.GS de toestemming
al gegeven heeft, GS is zelfs niet voornemens om die toestemming
te geven, al leen dan als aan die voorwaarden is voldaan.
De voorz i tter vindt dan nog dat deze raad de pl icht heeft om vanuit
zijn verantwoorde 1 ijkheid de dingen tegen elkaar af te wegen. Dan
komt dat nationaal inkomen helemaal niet op de eerste plaats en ook
het werk in de streek komt niet op de eerste plaats.