Het lid Klaassen antwoordtomdat er aan de orde was het voorstel tot wijzi ging van de verordening op de kommissies. De voorzitter stelt dat een motie van wantrouwen op elk gewenst moment..... Het lid Klaassen zegt alleen als het samenhangt met de aan de orde zijnde De voorzitter antwoordt dat de wet zelf de mogelijkheid opent om:a. voorstel len te doen vreemd aan de orde van de dag (behoudens de procedure in het reglement van orde);b. elders zegt de wet dat de raad het vertrouwen kan opzeggen. Dan zegt de wet niet "naar het reglement van orde kijken". Het lid Klaassen zegt dat volgens het reglement van orde alleen maar een motie ingediend kan worden De voorzitter interrumpeert en stelt dat een voorstel vreemd aan de orde van de "dag~wördt beheerst door het reglement van orde, dat staat duidelijk in de wet. Maar een verklaring om het vertrouwen op te zeggen wordt niet gevolgd door die formule. Dan moet je in het reglement van orde kijken wat ervan instaat Het lid Klaassen vindt dat er een duidelijke samenhang moet zijn met het voorstel. Het lid Mouws zegt dat het reglement van orde de wet toch niet opzij kan zetten. De voorzitter antwoordt dat de wet niet verwijst naar het reglement van orde. In artikel 48 doet de wet dat duidelijk, daar staat nl. behoudens het reglement van orde. Maar in artikel 87a staat dat het vertrouwen kan worden opgezegd. Daar staat niet bij dat je in het reglement moet gaan kijken. Zelfs als het reglement van orde van toepassing zou zijn, dan nog leest hij heel eenvoudig de laatste zin van artikel 22, lid 2, en hij no digt de raad uit om mee te lezen: "desnoods kan zo'n voorstel ook staande de vergadering mondeling worden gedaan". In lid 3 staat dan: t.a.v. zo danig voorstel is artikel 14, leden 1 en 2 van toepassing Dan kijkt hij naar 14 en daar staat: "wordt naar zo'n mededeling of voorstel bespreking gevraagd, dan houdt de voorzitter de behandeling voorlopig aan en voegt het toe aan de agenda". Maar niemand vroeg een bespreking, dus was het meteen helemaal to the point. Het lid Walthuis zegt wat hem nu opvalt t.a.v. dit voorstel vreemd aan de orde van de dag, wat geschreven is door de 3 partijen, nu wel duidelijk gevraagd, voor het in behandeling te nemen, of dit voorstel gesteund wordt. Dat heeft de voorzitter de vorige keer niet gedaan. De voorzitter interrumpeert en stelt dat dat de motie van orde is. De mo tie van orde is door de heer Klaassen aangereikt. Dan vraagt hij: is er steun. De brief zelf is voldoende ondersteund. Het lid Walthuis stelt dat de voorzitter de vorige keer, en hij kan het reglement van orde niet anders lezen, niet gevraagd heeft of het voorstel voldoende ondersteund was. De voorzitter antwoordt dat het traditie is, sedert jaren, als iemand wat doet namens een fraktie van drie of namens meerdere frakties, dan neemt hij zondermeer aan dat er steun voor is. Het lid Walthuis zegt dat dat volgens de traditie zo wel kan zijn, maar volgens de letter is het niet juist gebeurd. De voorzitter antwoordt dat er zelfs staat "raadsleden", maar als de tradi tie hier altijd akkoord is gegaan met: "het is voldoende als een fraktie van dat doet of meerdere frakties tesamen". Het lid Walthuis zegt dat dat niet in het reglement van orde staat. In het reglement van orde staat:"dat de voorzitter dient te vragen of het voorstel gesteund wordt",en dat is niet gebeurd. -5- De voorzitter zal het nog sterker maken. Aan het einde van lid 3 van artikel 23 "staat: "dat het voorstel niet in behandeling kan worden genomen, indien het niet door tenminste 2 leden wordt ondersteund of wanneer het niet door tenminste 3 leden gedaan is". Het is duidelijk gedaan door tenminste 3 le den. Het lid Klaassen zegt dat zij daar nie 3 vanaf weten. De heer Sinke doet dit voorstel De voorzitter vult in namens het C.D.A., Werknemerspartij en P.v.d.A.. Het is nooit anders geweest, dus was het vbldoende. Als de heer Klaassen gezegd zou hebben, dat hij namens zijn fraktie een motie van orde wil indienen, vraagt hij niet of het voldoende ondersteund wordt. Het lid Klaassen zegt dat het lid Sinke 'et doet namens de frakties van het C.D.A., Werknemerspartij en P.v.d.A., maar niet namens de raadsfrakties.Dat wordt er niet bij gezegd. De voorzitter antwoordt dat het te gek zou zijn als het namens de kamer- frakties zou zijn. Nogmaals wijst hij de heer Klaassen op de bepalingen in artikel 22, lid 3 en artikel 14, leden 1 en 2 van het reglement van orde. Vervolgens vraagt hij wie van de leden nog het woord wensen te voeren. Het lid Sinke is blij dat hij het schijnbaar goed gedaan heeft en ook niet zo uitgebreid, dat het misschien aanleiding kon geven tot problemen. Vol gens hem is het precies gedaan zoals het moest. Het zal onmogelijk zijn om dit uit de notulen te laten verdwijnen. Het is een zaak die gebeurd is, overeenkomstig de wet en tot op heden staan zij er nog volkomen achter. Hij dacht dat dat voldoende was. De voorzitter zegt dat het zou neerkomen op geschiedsvervalsing als de woorden, die werkelijk gesproken zijn, geschrapt zouden moeten warden. In de volgende notulen zou je nog kunnen opnemen dat die en die er niet mee eens was. Wenst er verder nog iemand het woord. Wenst iemand stemming? Het lid van Eekelen zegt voordat er iets geschiedt, dat als er niet ge stemd wordt dat het voorstel van de heer Klaassen dan is aangenomen. De vcorzitter beaamt dat Het lid van Eekelen wenst dan stemming, maar omdat men de zaak niet ont koppeld heeft gaat het wel degelijk om persoonlijke zaken. Dan wil hij er toch wel opwijzen, dat de heer van Elzakker niet mee mag stemmen over eenkomstig het bepaalde in artikel 52 van de Gemeentewet en voor mevrouw de Gof'fau geldt hetzelfde. Hij weet niet of het dan nog wel nuttig is om stemming te vragen. De voorzitter heeft toch wel de indruk dat men wenst te stemmen. Het is misschien goed om artikel 52 er even bij te halen. Vervolgens leest hij het bepaalde in artikel 52 voor. Na voorlezing neemt hij aan, dat de le den van Elzakker en de Goffau zich van stemming zullen onthouden. De le den voor zichzelf moeten uitmaken of ze al of niet stemmen, maar volgens de wet mag het niet. In de krant heeft hij kunnen lezen dat de naam van de heer van Elzakker nog voor geen miljoen te koop is, als hij wel stemt en openlijk zijn ambtseed schendt dan geeft hij hem voor veel minder weg. Vervolgens vraagt hij of we kunnen gaan stemmen. Dus wie vóór het voor stel stemt, dat hier op tafel ligt, stemt voor, wie tegen stemt tegen. Nogmaals hij gaat er vanuit dat 2 leden zich van stemming zullen onthou den. Het lid Klaassen vraagt of het hier om een stemming gaat, die een per soon betreft. De voorzitter antwoordt zeer duidelijk.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1978 | | pagina 57