Wethouder van de Watering zegt dat de praktijk bewezen heeft, dat de Wet op de Bejaardenoorden in principe een verslechtering is m.b.t. de opname van bejaarden in de voor hen bestemde tehuizen. Krachtens de wet is er een in dicatiekommissie ingesteld, waar wij als plaatselijk bestuur weinig invloed op hebben. Wij hebben die kommissie niet ingesteld, we zijn er toe gedwon gen. Er is gelukkig nog een beroepsregeling in het leven geroepen. Tot nu toe hebben we een aantal beroepsgevallen gehad. Hij moet wel vertellen dat hij blij is met de wijze waarop de bejaarden in beroep kunnen komen. We be handelen de gevallen erg clement, hij dacht dat zij in het kader van de be roepsregeling hebben kunnen voorkomen, dat een aantal bejaarden van opname werden uitgesloten. Persoonlijk heeft hij met het aannemen van deze beroeps regeling totaal geen problemen. Want de praktijk heeft uitgewezen, dat het laatste woord bij het kollege van burgemeester en wethouders blijft. Gezien de plaatselijke kennis, zowel van de opnamemogelijkheden als van de kliën- ten, kan dit voorstel zondermeer aangenomen worden. Het lid van den Bos gelooft dat allemaal welmaar daar gaat het hem niet om. Het gaat er hem om, dat wanneer er negatief wordt geoordeeld over een aanvraag tot opname en als dan de man of vrouw in kwestie in beroep gaat, dan door een eindeloze molen heen moet voordat men uiteindelijk ja of neen te horen krijgt. Hij gelooft best dat<er clement wordt gehandeld, hij heeft geen enkele reden om daaraan te twijfelen. Naar zijn gevoel begint de ellen de bij de start van de beroepsprocedure. Wethouder van de Watering kan niet anders stellen, dan dat zij in de prak tijk enkele beroepsgevallen hebben gehad, waarbij de ambtelijke molen zeer soepel gedraaid heeft. Wij hebben de wet niet gemaakt, maar we moeten hem wel naleven Het lid van den Bos zegt dat het hem daar niet omgaat. Het gaat hem om de beroepsprocedure. Er moet inderdaad een beroepsprocedure in het leven ge roepen worden, maar de wet zegt niet, dat die er zo moet komen uit te zien. Wethouder van de Watering antwoordt dat het wel een uniforme regeling is. Het lid van den Bos beaamt dat, maar stelt daarnaast dat die niet zo is voorgeschreven Wethouder van de Watering antwoordt naar zijn bescheiden me"ing wel. Maar hij heeft er ook geen bezwaar tegen, dat deze regeling wordt terugge nomen. De opname-aktiviteiten gaan steeds door, ook zonder deze regeling. We zijn al wel tegen de lamp gelopen. Het lid van den Bos zegt dat er voor hem aan deze regeling 2 kanten zitten. In de eerste plaats, dat de bejaarde in principe de dupe kan worden van de veel te lange procedure, die over veel te veel schijven loopt; in de tweede plaats: bejaardenzorg valt onder gezondheidszorg en de kosten /liegen bij gezondheidszorg toch al de pan uit - er moeten hier zoveel mensen gehoord worden die allemaal betaald moeten worden - dat hij dit een onnodige op drijving vindt van de kosten in de gezondheidszorgDit kan simpeler. Wethouder van de Watering antwoordt dat de samenstelling van deze rege ling gebeurd is in het kader van de wet en wel volgens het bepaalde in ar tikel 6k van de Wet op de Bejaardenoorden. Wij hebben de wet niet gemaakt en we kunnen hem ook niet wijzigen. Het lid van den Bos zegt dat het hem niet gaat om de wet, maar om de be roepsprocedure Wethouder van de Watering antwoordt dat de mensen die erbij betrokken war den, zoveel mogelijk gehaald worden uit plaatselijke instanties. Tot dusver zijn de beroepsgevallen schappelijk behandeld. Persoonlijk heeft hij er helemaal geen behoefte aan om deze regeling erdoor gedrukt te krijgen. Het lid van den Bos denkt toch dat de wethouder hem niet helemaal begrijpt. Hij weet ook dat er een aantal wettelijke maatregelen zijn. Hij zegt alleen dat de wet niet regelt dat de beroepsprocedure er op deze manier moet uit zien. Dat wil hij dan nog wel eens zwart op wit zien, dat dat op deze ma nier moet gaan gebeuren Het lid Mens ziet geen enkele reden om dit voorstel terug te nemen. De rech ten van de mensen zijn hierin gewaarborgd. Het lid Clarijs zegt dat de nadelen, die de heer van den Bos opsomt ook in het voordeel van de mensen kunnen werken. Het lid van Eekelen vraagt of de zinsnede in artikel 4, lid 2 veranderd kan worden in: "indien het beroepschrift niet binnen de in artikel 2 genoemde termijn is ontvangen kunnen burgemeester en wethouders de indiener in zijn beroep niet-ontvankelijk verklaren". De voorzitter antwoordt dat dat in het derde lid van dat artikel is onder vangen. Vervolgens vraagt hij de raad om het toch maar zo aan te nemen en dan maar bekijken of het inderdaad de problemen oproept, die de heer van den Bos verwacht. Dan kunnen we daarna nog altijd de regeling veranderen. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten konform het voorstel van burge meester en wethouders. 8- VOORSTEL TOT DVERDRACHT VAN BEVOEGDHEDEN BETREFFENDE HET AANGAAN VAN RECHTSGEDINGEN TOT TERUGVORDERING VAN TEN ONRECHTE"ONTVANGEN UITKERIN GEN KRACHTENS DE W.W.V. Het lid van Meer zegt dat zij wel een heel eind met het voorstel kunnen meegaanmaar op een gegeven moment staat er dat het een delegatie is naar het kollege. Hij wil vragen om het terug te nemen en het dan een volgende vergadering te behandelen, want dan is er een ander kollege en dan zou het wel eens heel anders uit kunnen pakken. De voorzitter vindt niet dat we om betrekkelijk geringe zaken een nieuw be stuur zouden moeten afwachten. Wanneer het nu om zeer vitale zaken gaat Het is praktisch en het waarborgt meer privacy. Het lid Roosenboom zegt dat uit de praktijk gebleken is, dat deze zaken nooit problemen hebben opgeleverd en hij vraagt dan ook stemming. De voorzitter zegt dat we dan overgaan tot stemming. Vóór het voorstel stemmen de leden Mens, van Tilburg, Mouws,, Sinke en van de Watering. Tegen het voorstel stemmen de leden van Elzakker, van Meer, van den Bos, Clarijs, Verbogt, Roosenboom, van den Kieboom, van Eekelen, van Wezel en Walthuis Het betreffende voorstel van burgemeester en wethouders is met 5 stemmen vóór en 10 stemmen tegen verworpen. 9. VOORSTEL TOT HET VERLENEN VAN MEDEWERKING EK ARTIKEL 72 VAN DE LAGER- ONDERWI.JSWET 1920 AAN DE STICHTING KATHOLIEKE SCHOLEN VOOR HET AANSCHAF FEN VAN LEER- EN HULPMIDDELEN VOOR HET Ie, 3e, 4e en 5e LEERJAAR, IEDER VOOR 5 LEERLINGEN T.B.V. DE LAGERE SCHOOL "DE BIEZENHOF" Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten konform het voorstel van burge meester en wethouders.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1978 | | pagina 31