2b -2- bevo 1 k ing per 1 januari geb.overschot vestoverschot groe i 1967 9.939 101 179 280 1968 10.219 104 176 280 1969 10.499 130 - 126 4 1970 10.503 99 - 81 18 1971 10.521 100 111 211 1972 10.732 54 66 - 12 1973 10.720 63 299 362 1974 11.082 50 247 297 1 1975 11.379 44 283 327 1976 11.711 60 332 392 1977 12.103 Een inzicht in de groe i tendent i es kan worden verkregen na groeper i ng van de cijfers tot vijf-j aar I ijkse gemiddelden: gem i dde1 de groe i over de periode 1963 1967 302 per jaar 1964 - .1968, 315 I965 - 1909 222 1966 - 1970 192 1967 - 1971 160 1968 - 1972 101 1969 - 1973 115 1970 - 1974 174 1971 - 1975 236 1972 - 1976 2 73 Uit deze reeks blijkt dus tot en met 1968 een gestadige toeneming van de groe i In 1969 komt er een keerpunt en treedt er een aanmerkelijke terug- gang in, welke in 1972 zelfs resulteerde in een absolute daling van het aantal inwoners. Laatstelijk heeft zich een dergelijk verschijnsel voorgedaan in het midden van de crisisjaren nI in 1935 toen de bevolking absoluut daalde met 12 i nwoncrs Het jaar 1973 geeft echter een ommekeer ten goede te zien, welke zich in 1974, 1975 en 1976 heeft voortgezet. Op 26 oktober 1976 werd de 12000-ste inwoner geboren. Het lopende jaar zal leiden tot een aanmerkelijk minder gunstige ontwikkeling van het bevolkingsaantal. Het aantal thans in uitvoering zijnde woningen 91 is namelijk beduidend geringer als het aantal in het afgelopen jaar gereed gekomen woningen I84. Mede op basis van het dit jaar nog in aanbouw te nemen aantal wonin gen moet gevreesd worden dat de bevolkingsontwikkeling in 1978 ongun st i g zal zijn. Voor de begrotingspositie kan dat fikse consequenties op Ieveren Een opmerkelijk verschijnsel is dat der dalende geboorten. Dit is niet alleen van belang voor de ontwikkeling van de totale bevolking, maar vooral voor het onderwijs. Bij de projectie van onderwijsvoorz i en i ngen zal men met deze neer gaande tendens terdege rekening moeten gaan houden. Zulks kan ook gelden voor andere voorzieningen die met jeugd te maken hebben, vooral nu niet ai leen sprake is van een da- ling in 0/00 der bevo Sking, maar ook van een daling in absolute zin. Deze daling in absolute zin zou gecompenseerd kunnen worden door vestigingsoverschotten in deze leeftijdsgroep, maar of ff ff ff tf ff rf ff ff ff ff ff ff ff rr ff ff ff ff ii it

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1977 | | pagina 13