landschappelijk waardevolle grond)» In de praktijk wordt daaraan echter weinig aandacht geschonken. Bij een zo gebrekkige stedehouwkundige motivering van het afrem mingsbei eid. zal het niet verbazen dat er nog een andere -zij het minder vaak uitgesproken— motivering bestaat, en dat zijn de finan ciële problemen der grotere gemeenten. Dat is begonnen bij de aller grootste gemeenten (Amsterdam is a'l meerdere tienduizenden inwoners kwijt) en doet zich sedert enkele jaren ook bij vele middelgrote gemeenten voor. Afgezien van het feit dat het voor elk gemeentebestuur deprimerend kan zijn om zijn inwonertal te zien dalen, ligt hier indmuaad ook een groot financieel probleem. Het zijn immers juist deze centrum gemeenten, die vele voorzieningen moeten treffen op het gebied van verkeer en vervoer, onderwijs, gezondheidszorg en cultuur, welke voorzieningen zij mede moeten treffen voor de regio. De hieraan verbonden extra financiële inspanningen worden slechts ten dele gecompenseerd door extra uitkeringen uit het gemeente fonds. Hoewel ik het financiële probleem van de grotere gemeenten dus volledig erken, ben ik van mening dat financiële problemen met financiële maatregelen voor die gemeenten dienen te worden opge lost en niet met stedebouwkundige maatregelen voor ^jdexn ge meenten. Mocht men van mening zijn dat de steun van het stedebouwkundig be leid niet gemist kan worden, dan dient dit stedebouwkundig beleed zich te beperken tot de gemeenten waar de problemen zich voordoen en gericht te zijn op het scheppen van zodanige woonsituaties in de steden, dat deze niet langer bevolking afstoten, maar aant.rex- ken. Indien kleinere gemeenten kans zien om via hun betere woonklimaat een graantje of een extra graantje van de bevolkingsgroei mee te pikken, vind ik dat derhalve niet onfatsoenlijk. Tenslotte mag een goed stedebouwkundig beleid, dat inspeelt op de woon wensen der woningzoekenden, gerust beloond worden. Wie nochtans van mening mocht zijn dat hij omwille van die arme grote stad zichzelf in zijn bouwen moet beperken, zal spoedig ervaren dat elk contingent dat hij niet bouwt, onmiddellijk door een buurman wordt ingepalmd, waarmee stedebouwkundig de situatie voor de regio vrijwel gelijk blijft, maar waarmee de zich vrijwillig beperkende gemeente voor zich zelf wel de kip met gouden eieren slacht. Welke groei ware na te streven? Hoewel de neiging bestaat om ten nadele van de kleinere gemeenten af te wijken van het geldende streekplan, dient hieraan naar mijn mening onverkort te worden vastgehouden zolang dit streekplan rechtskracht heeft. In een democratisch land is dat niet meer dan billijk. Het voordeel van het streekplan is bovendien dat dit de groei uit drukt in aantallen inwoners en niet (alleen) in aantallen woningen. Van meerdere zijden werden reeds suggesties gedaan voor een na te streven aantal te bouwen woningen. Ik wil U er met klem op wijzen dat zulks zeer gevaarlijk is. Sprekende voorbeelden zijn de gemeen ten Steenbergen en Dinteloord. In beide gemeenten is zeer ijverig gebouwd en de woningvoorraad ten naaste bij verdubbeld. Het inwo nertal is echter vrijwel niet gestegen. Wat nodig is voor een be hoorlijke groei laten ook de eigen bouw en groeicijfers zien, welke hier beneden voor de afgelopen tien jaar volgen:

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1976 | | pagina 5