-3-
een beleidsprogram commissie ruimtelijke ordening heb ik daarover
ongeveer het volgende gezegd
Bij een resterende belastingcapaciteit van circa 200.000,kan
gezegd worden, dat de belastingen in onze gemeente vrij laag zijn.
Ondanks deze lage belastingen is het investeringsniveau de laat
ste jaren vrij hoog geweest.
Als de jaarrekeningen dan toch nog flinks overschotten te zien ge
ven en de reserves zich zeer gunstig hebben ontwikkeld mag men
stellen, dat de financiële situatie van de gemeente zeer gezond
is.
Lage belastingen en toch veel gemeenschapsvoorzieningen en een
hoog verzorgingsniveau zijn uiteraard ideale woonomstandigheden
voor onze bevolking.
Een van de voornaamste oorzaken van deze financieel gezonde posi
tie is gelegen in. de bevolkingsgroei. Als één inwoner extra, circa
f 300,extra inkomen per jaar oplevert, komt een bevolkingsgroei
van 300 inwoners per jaar neer op een extra investeringscapaciteit
van 90o000 gulden., Daarvoor kern men afhankelijk van de rentestand
voor een slordig miljoen investeren.
Wil men het verzorgingsniveau handhaven en, het voorzieningenpak
ket vervolmaken, dan zal men moeten zorgen dat de bevolkings
groei op peil blijft, zo niet dan zal ofwel het verzorgingsniveau
dalen (hetgeen mij onaanvaardbaar lijkt) ofwel tot flinke belasting
verhoging moeten worden overgegaan (hetgeen niet onaanvaardbaar
is, maar wel allerwege als pijnlijk wordt ervaren).
Beleidsuitgangspunt nummero één dient derhalve te zijn:
zorgen voor een gezonde bevolkingsgroei.
Het is momenteel mode om te schrijven en te spreken over het
stellen van grenzen aan de groei, ook de bevolkingsgroei.
Het is jammer dat zo vele bestuurders deze kreet zo lichtvaar
dig napraten.
De hogere overheid is sedert een paar jaar bezig de groei van
de kleinere gemeenten hevig af te remmen. De misère met Bloemen-
daal gaf ons daarvan een voorproefje.
Het is derhalve helemaal niet nodig om zelf een begin te maken
met het afremmen van de groei. Daar zorgen G.S. wel voor.
Wat is het motief voor het afremmen? Men wil versnippering van
stedebouwkundige ontwikkeling en aantasting van de open ruimten
zoveel mogelijk voorkomen. Wat is het middel? Niet het afremmen
van alle Aantastehs "enversnipperaars, maat .slechts het afremmen
van aantastersen versnipperaars voor zover dat kleine gemeenten
zijn, waarbij 'harder garend wordt naarmate de gemeente kleiner is.
Het lijkt mij inderdaad juist dat bv. voorkomen, wordt dat een kern
van 1.000 inwoners wordt opgepept tot een kern van 3-000, maar
het probleem is dat men zonder onderscheid, te maken naar de aard
van de kern alle kernen zoveel mogelijk afremt-
Daarbij wordt voorbijgegaan aan twee belangrijke facetten:
1het hoeft stedebouwkundig niets uit te maken of men 100 wo
ningen ca. 4 ha. situeert aan de noordzijde van stad A
of aan de zuidzijde van flinke randgemeente B; in beide geval
len kan van versnippering niet worden gesproken; in beide ge
vallen bedraagt de aantasting van de open ruimte 4 ha.
2) het is heel goed denkbaar dat een kleinere gemeente (met veel
-weinig landschappelijk waardevolle- grond) meer in aanmerking
komt voor uitbreiding dan een grote gemeente (met weinig, maar