len voor een winkel in de Dorpsstraat, want die- zien er mooier uit dan die in de Eikhui zen laan en bieden ook meer comfort. Het lid Halthuis vindt dat een slecht voorbeeld. Hij dacht dat bij de taxatie ook meespeelde of er al of niet sprake was van een vrij uitzicht. Het lid Roosenboom merkt op dat men dat straks in de Eikhuizenlaan ook niet meer heeft. Het lid halthuis meent dat het gaat om de situatie zoals die nu is. De heer van Proosdijk licht toe dat men bij de taxatie niet alleen moet -letten op de woning, maar ook op de situatie. Het lid Roosenboom dacht dat dat de moeilijkheid was. De meeste taxatierap por len zitten ver beneden de economische waarde. De mensen kunnen eigenlijk niet in beroep gaan want een derde gedeelte zit tegen de economische waarde, maar het gaat hem juist om het twee derde gedeelte dat er onder zit5 die zitten op rozen. De heer van Haperen komt terug op het eerder genoemde vrijstaande huisje dat tussen twee grote bungalows komt en het zelfde huisje in een andere buurt. Het is hier een vaststaand feit dat men moet schatten op de economische waarde en bij de waardebepaling van een pand speelt de ligging een heel grote rol. Als men het zelfde huisje tussen bungalows in een buurt van standing heeft staan, dan brengt het nu eenmaal belangrijk meer op dan wanneer het tussen gewone woningen staat. Staat het in een mindere buurt dan wordt het zelfs nog lager Bij drie dezelfde huizen kunnen dus belangrijke verschillen optie den in de waarde. Er werd bijvoorbeeld op gewezen dat in Lepelstraat dezelfde woningen staan als in Halsteren. Mogelijk kijkt de commissie daar. wel verkeerd tegen aan, maar bewust heeft men aangenomen dat de verkoopwaarde van de wonin gen in Lepelstraat in het algemeen lager ligt als in Halsteren. Dat is een .persoonlijke mening die fout kan zijn, maar uit de lijsten van verkochte panden die men heeft gekregen is gebleken dat dat zo is. Heb lid Storm—Bosch wil om de discussie te kunnen volgen een vraag stellen. Exact zou zij willen weten wat de opdracht is geweest waar de mensen mee op pad zijn gegaan. Zo even werd a.l gezegd, dat iets niet binnen hun opdracht viel» Wat is dan wel de opdracht geweest. Baar moet de commissie toch iets duide lijks over te horen hebben gekregen'. De secretaris li.cht toe dat er een onroerend—goed—belasting is ingevoerd die is gebaseerd op de wet en aan het taxatiebureau is gevraagd om de taxaties te verrichten die op grond van die wet nodig zijn» Het lid Storm-Bosch neemt aan dat dat betekent dat men alleen vanwege finan ciële middelen een keuze heeft gedaan uit de manier waarop men nu bezig is gegaan. Er was dus een bepaald bedrag beschikbaar en tengevolge daarvan kon men die en die normen aan de taxatie stellen» Of zegt zij dat zo verkeerd. De voorzitter dacht dat door deze belasting een globale benadering voldoende was Wejhoiiaer Sinke informeert of de vraag van het college aan de commissie matiger of soberder is geweest dan het gros der gemeenten. heer Molenaar antwoordt dat die in het algemeen gelijk lag» Het lid Roosenboom veronderstelt dat dat wel het geval was met de tijdslimiet, Want zojuist werd door een der heren gezegd dat men maar drie maanden die tijd had, hetgeen als een handicap werd ervaren. De heer v..Proosdijk spreekt "tegen dat er sprake was van een handicap. Wel zou dat het geval geweest zijn als men het had moeten doen zoals door het lid Roosenboom werd gesuggereerd, namelijk voor ieder pand een afzonderlijke taxa tie» Dat kan niet in drie maanden. Het lid Storm—Bosch dacht dat het conflict ergens gelegen was in de vraag, of mensen die van buiten af komen objectief een oordeel kunnen geven. Aan de andere kan1» Kan men ook stellen dat mensen die hier geboren en getogen zijn weten wat hier een huis op de vrije markt waard. is. Bijvoorbeeld het is bij zonder fijn in een bepaalde wijk te wonen en dat betekent dat een huis in waar— ae stijgt. Bat zijn zaken dieallemaal meespelen. Zij is van mening dat je dat

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1975 | | pagina 28