-10-
punt 26
Het lid van Meer ziet dat de verordening koninklijk is goedgekeurd. In hoeverre
is het dan redelijk de stelling nog te handhaven dat heide mogelijkheden nog open
liggen.
De /oorzitter antwoordt dat destijds is toegezegd dat wijziging mogelijk blijft. Daar
doet de goedkeuring niets aan af. Is een wijziging noodzakelijk dan gebeurt dat.
Wel zal dat eveneens goedgekeurd moeten worden,bij Koninklijk Besluit.
punt 28
Het lid Roosenboom heeft geen tekening bij de stukken gezien.
De voorzit Lei- merkt op dat het ook slechts een verdaging betreft.
punt 30
Het lid -/an Meer werd graag in het bezit gesteld van deze regeling om enig inzicht
in de materie te kunnen krijgen.
Hij vraagt tevens hoe het college reageert op het voorstel van de minister om de op
richting van kleine kampen te stimuleren.
De voorzitter antwoordt dat het college gelukkig is met de met Bergen op Zoom ge
troffen gemeenschappelijke regeling.
Zelden komt het tot problemen of diskussies. Het loopt goed en een bepaalde philo-
sophie is bij het college nauwelijks aanwezig. Een afdruk van de regeling zpgt hij hier
bij toe.
punt 31
--t lid van Meer vraagt wat de stappen van het college zijn nu er nog één perceel
onteigend moet worden.
De voorzitter licht toe dat er niets zal gebeuren. De onteigeningsprocedure liep
al. Tengevolge van verwerving van eigendommen zijn er nog bepaalde mensen uitgehaald,
maar wat overblijft loopt in de procedure gewoon door.
punt 33
Het lid, Roosenooom wil dit punt niet afdoen alsof het een kennisgeving was.Graag
zag hij dat de raadsleden zich duidelijk uitspraken met een voor of tegen en daarom
vraagt hij stemming.
De voorzitter wijst er op dat de raad zich nog maar net van de landarbeidersproble-
matiek heeft ontdaan.
Het lid Roosenboom merkt op dat ook deze aanvraag al een hele tijd liep en dat ook
hij recht heeft op de faciliteiten die in het verleden golden.
Het lid van Eekelen vraagt of het wel juist is hier stemming te vragen. Het afge
ven van een bouwvergunning is toch ter competentie van het college.
De voorzitter zegt dat deze man bij de raad in beroep gaat. Het college adviseert
U het verzoek af te wijzen. De raad moet nu beslissen, waarbij het lid Roosenboom stem
ming vraagt
Het lid otorm—Bosch vraagt of men dit voorstel moet zien als een verandering van het
beleid van het college.
De voorzitter antwoordt dat de raad al eerder heeft besloten een streep te zetten on
der de landarbeiderswoningen.
Het lid an Weze 1 merkt op dat het lid Walthuis en hij destijds tegen dat besluit wa
ren.
Voor het voorstel stemmen de leden van Eekelen, Mouws, van leer, Storm-Bosch, wet
houder Sirike en van de Watering.
'<3
■11-
Tegen het voorstel stemmen de leden van Elzakker, Verbogt, van Reijen, van Tilburg,
Roosenboom, van den Kieboom, van Wezel, Walthuis en Clarijs.
Het voorstel is met 6 stemmen voor en 9 tegen verworpen, zodat in beroep de ge
vraagde bouwvergunning wordt verleend.
De voorzitter vindt dit besluit geen beste beurt van de raad. Hij begrijpt niet dat
dit kan gebeuren terwijl een goede week geleden de raad besloot het buitengebied tot
elke prijs te beschermen. Hij waarschuwt de raad er rekening mee te houden dat dit
besluit door hem ter vernietiging zal worden voorgedragen.
punt 34
HeL lid- van Th iburg is van mening dat men de heer Bogers bijzonder erkentelijk moet
ziji- voor zijn verdiensten. Zijn fraktie is er tegen het aantal leden terug te brengen,
zoals door het college wordt voorgesteld, maar neemt het door de heer Bogers gedane
voorstel over. Het lid Roosenboom steunt dit voorstel
De voorzitter vindt het jammer dat van het voorstel wordt afgeweken. Men had nu een
aanloop om tot uniforme commissie te komen, maar men zal een beter moment voor in
krimping moeten afwachten,
y Uitgebracht worden 15 stemmen, allen op de heer Luijks, zodat deze met algemene
stemmen is benoemd.
punt 35
Het lid van Elzakker zegt het navolgende.
"Meneer de voorzitter, mevrouw en heren van de raad.
Het spreekwoord zegt, "Wie wind zaait, zal storm oogsten".
Welnu, het zal U dan ook niet bevreemden, dat ik deze aanval persoonlijk zal rich
ten op (fe burgemeester en niet op de commissie Ruimtelijke Ordening, zoals de voor
zitter het zo graag zou willen.
In Uw brief aan de raad probeert U zich weer, zoals gewoonlijk te verschuilen ach
ter deze commissie met de aanhef in Uw brief van;
"Nu er nog al onvriendelijke dingen worden gezegd aan het adres van de commissie
Ruimtelijke Ordening" enzovoorts enzovoorts.
Meneer de voorzitter, er zijn geen onvriendelijke dingen gezegd aan het adres van
Ruimtelijke Ordening, zoals ook abusievelijk in het Brabants Nieuwsblad heeft ge
staan; maar er zijn wel en worden nog meer onvriendelijke dingen gezegd aan Uw
adres en aan niemand anders.
U bent de man, digizo nodig aan het, Brabants Nieuwsblad weer apart informatie moest geven
buiten medeweten van de commissie om. En het was daarom ook meneer de voorzitter,
dat de heer Heeffer U heeft opgebeld om te informeren of U persoonlijk achter het
stuk in het Brabants Nieuwsblad stond, omdat daarin bij herhaling Uw naam- stond
vermeld. Maar U gaf, zoals gewoonlijk, weer geen uitsluitsel, omdat volgens de heer
Heeffer hierin feiten worden genoemd, waar U persoonlijk nooit achter kon staan,
omdat U wel beter wist. U zou het stuk nogeens herlezen en de heer Heeffer terug
bellen, om Uw mening kenbaar te maken.
Na enkele dagen heeft de heer Heeffer Uzelf maar teruggebeld, waarbij U meneer de
voorzitter, alweer geen duidelijk standpunt durfde te bepalen, omdat U vreesde, dat
Uw mondelingen uitspraken verdraaid zouden worden.
Hier is wel het spreekwoord op z'n plaats: "Zoals de waard is,vertrouwt hij zijn gasten".
De heer Heeffer moest zijn standpunt maar schriftelijk aan U kenbaar maken, waarop U
dan schriftelijk zou reageren.
Waarom meneer de voorzitter durfde U zich nooit eens in Uw ware gedaante te tonen en
probeert U zich te verschuilen achter groeperingen en commissies?
Wanneer IJ in de commissie de brief had behandeld, welke het college van burgemeester