r
r 1
zjj-
-44-
Wethouder Sinke wil hier- aan toevoegen, dat het feit dat in de
commissies alle frakties vertegenwoordigd zijn maakt dat daarin
de stem van de partij ook sterk klinkt en hij dacht, dat je dan
als voorzitter degelijk merkt hoe de stukken liggen en dat een
advies aan het college dan ook veel heter overkomt en vlugger
gevolgd kan worden.
Het lid Roossriboom zou het heter vinden als aan het eind van de
notulen van de commissievergadering een soort resume' werd ge
geven voor het college en dat het college daar dan een antwoord op
gaf aan de commissie.
De voorzitter dacht dat het heter was dat het stuk zoalshet in het
college is gebracht ook weer terug gaat naar de commissie. Dan kan
men nagaan wat er mee gebeurd is.
Het lid Sror-m—Bosch merkt op dat ook is afgesproken dat de notulen
van alle commissievergaderingen aan alle raadsleden zou worden i
toegezonden, maar er zijn maar enkele commissies die dat doen.
De voorzitter was in de veronderstelling dat iedereen steeds de
notulen kreeg. Hij vindt dat dat toch wel nodig is. Het is soms
noodzakelijk dat bepaalde commissies van, elkaar weten waar men
mee bezig is.
Het lid Storm—Sosch zet uiteen dat met haar opmerking overeen gezond
heidscentrum er niet is bedoeld dat er een apart gebouw moest ko
men, maar wel een soort overkoepelend orgaan, waarbij de samenwer
king wat meer benadrukt wordt. Zij kan er geen voorstel omtrent doen,
maar had graag dat het. eens bekeken werd.
De voorzitter vraagt of zij de samenwerking nu voldoende vindt.
Het lid Storm-Bosch vindt het moeilijk om te zeggen dat bepaalde
welzijnswerkers in de gezondheidszorg niet functioneren zoals
het eigenlijk zou moeten. Dat is niet de schuld van dié mensen, maar
is de schuld van de omgeving. Zij heeft het idee, dat dat bij wat
meer samenwerking beter zou gaan.
Wethouder van de Watering dacht, dat hij het lid Storm—Bosch een
heel eind gerust kon stellen. In de gemeente waren twee kruis
verenigingen werkzaam. Het groene kruis is op dit moment helemaal
opgegaan in het wit-gele kruis. De werkzaamheden zijn daarbij over
genomen. Als bestuurslid van het wit-gele kruis kan hij die ont
wikkelingen van zeer nabij volgen en hij dacht, dat men juist die
richting uitging die gewenst werd door het lid Storm-Bosch. Deze
samenwerkingsvorm heeft men nagestreefd en eindelijk is het dan
zover, alleen bij de leden van het groene kruis zal de gang van
zaken nog volledig ingang moeten doen vinden. De start die is er en
hij dacht wei dat binnen korte tijd de samenwerking optimaal zal
functioneren.
Het lid van Meer vraagt of* he.t college bereid is keihard te werken
aan een oplossing voor het vrachtwagenprobleem.
De voorzitter antwoordt, dat het college er nog wel eens over na wil denken.
Wat er in de brief staat is nou niet iets om eens echt aan door te
werken. Het college zal er eens over praten.
Het lid van Meer bedoeld niet, dat men de genoemde straten precies
moet overnemen, maar dat men de gemaakte afspraken nakomt en dat men
de betreffende lieden tijdig laat weten waar ze voor een afspraak
worden verwacht, zodat die personen zich ook tijdig van de plaatse-
-45-
lijke problemen op hoogte kunnen stellen.
De voorzitter vraagt of er iets is afgesproken wat het college niet
is nagekomen.
Het lid van Meer licht toe, dat de afspraak is gemaakt, dat het
college zelf met de betreffende mensen contact zou zoeken.
De voorzitter antwoordt, dat het college een gesprek heeft ge
had met de heer Jansen.
4st id van Meer vraagt of hij de brief kan zien, waarin de
mensen worden uitgenodigd voor een gesprek.
De voorzitter wijst er op, dat het gesprek er is geweest en hij
vindt het niet belangrijk of die mensen nu per brief, danwel per
telefoon zijn uitgenodigd. Het gesprek is er geweest.
Hed lid van Meer leest uit de brief van de heer Jansen, dat hij
weinig voorbereidingstijd heeft gehad om goed op de zaak in te
kunnen gaan en men zou nu aan de vervoerscentr-ale kunnen vragen
om zich van te voren eens goed te oriënteren en met goede voor
stellen te komen.
De voorzitter vindt, dat als die mensen problemen hebben, zij
die bij het college moeten aankaarten. Ziet het college er wat
in, dan gaat ze daar wel nader op in. Het is niet de taak van de
gemeente om hier de bonden bij voorbaat maar uit te nodigen.
Het lid van Meer wijst er op, dat dat onderhoud wel is toegezegd.
De voor-zo t. ter herhaalt, dat ze na een seintje zijn komen praten.
Dat is gebeurd op 24 juni. Het college heeft toen gevraagd wat
suggesties op papier te zetten en dat is ook gedaan.
Het lid van Meer weet, dat de heer Jansen het college heeft benaderd
oi hij niet eens een keer kon komen babbelen.
De voorzitter vindt dat in wezen, geen verschil maken. Als hij van
te eoren 11e-n gevraagd om te komen, men mag dan ook aannemen,
dat hij voorbereid aan tafel kwam zitten. Is dat niet het geval
geweest, dan is dat niet de schuld van het college.
Het lid van Meer dacht dat het na het onbevredigende gesprek toch
wel zinnig was om nog eens een onderhoud te hebben.
De voorzitter vindt, dat best zo die mensen er behoefte aan hebben.
Het lid van Meer zal die personen daar op wijzen.
Het lid van Tilburg proeft uit het betoog van het lid van Meer,
dat hij eigenlijk probeert om het NKV een trap na te geven. Hij
vindt dat zeer ten onrechte, te meer ómdat hijzèlf voorzitter is
van het NKV in Lepelstraat, en hij aangaande deze affaire niet is
benaderd. Hij deelt de mening van de vervoersbond niet. Als men met
het NKV contact had opgenomen, dan was men mogelijk tot andere in
zichten gekomen, dan hetgeen nu op papier staat.
Het Lid van Meer zegt niet de figuur te zijn, die een geschil tus
sen de plaatselijke afdeling en het hoofdbestuur moet uitvechten.
Dat moeten ze zelf maar doen.
Het lid van Eekelen vindt het niet juist, dat men met dergelijke
beweringen in een openbare raadsvergadering voor de dag komt.
Als men keet wil schoppen, dan vindt hij dat best van het lid
van Meer en best van de Partij van de Arbeid, maar dan zag hij wel
graag, dat dat op gegronde gegevens gebeurde. Als er op een gegeven