-8-
die misschien door een zorgvuldige bestemming of anders door aan
koop kunnen worden veiliggesteld. Het aankoopbeleid in dezen,
waarmee enige jaren geleden een voorzichtig begin werd gemaakt,
dient te worden uitgebreid. Wij dienen daarbij te bedenken dat
wij naast sparen in contanten om de nodige voorzieningen te kun
nen aanbrengen, vooral met sparen in natura onszelf en ons
nageslacht een grote dienst bewijzen.
Boswet en kapverordening zullen strikt dienen te worden gehanteerd,
de mogelijkheid van inspraak bij ontgrondingen dient met nadruk te
worden benut, bronnen van vervuiling in het buitengebied dienen
systematisch te worden opgespoord en onschadelijk gemaakt.
Op het gebied van de geluidshinder zijn er weinig problemen. Hin
derwet en algemene politieverordening bieden mogelijkheden om
hiertegen op te* treden, hoewel dit in de praktijk toch vrij moei
lijk blijkt te zijn. Het zou wenselijk zijn dat vast kwam te
staan welke normen men hier kan hanteren en dat hiervoor (regio
nale?) meetapparatuur beschikbaar zou komen.
Op het gebied van de vaste afvalstoffen zijn er eveneens weinig
problemen. De gemeentelijke reinigingsdienst is doeltreffend geor
ganiseerd. Noch het ophalen, noch het afvoeren naar de Krag^e be
hoeven nadere aandacht. Ook het deponeren van vaste afvalstoffen
in het buitengebied is naar mijn mening op een keerpunt gekomen.
De recente veroordelingen tot boeten van 150,en hoger zullen
daaraan wel niet vreemd zijn.
Over de bodemverontreiniging in onze gemeente is weinig bekend. Het
geleidelijk naar het oosten dringen van de ondergrondse zoutgrens
behoeft de gemeente zelf niet te verontrusten. Een te grote water
onttrekking door de waterleidingmaatschappij zou echter problemen
kunnen gaan oproepen. Het ministerie van volksgezondheid en de
maatschappij zelf 4MHtien dit echter nauwlettend in het oog.
Van het begraven van giftige stoffen is niets bekend. Wel komen er
wat landbouwbestrijdingsmiddelen in de bodem terecht, terwijl het
zeker "o^k denkbaar is dat in de omgeving van bii^-industriën bodpm-^,
verontreiniging plaats vindt.
Voor de waterverontreiniging door huishoudelijke vervuilers Ja.jkt
het einde in zicht, nu het provinciaal bestuur een zuiveringsplan
heeft opgesteld volgens welke in phase 1 d.w.z. in 1977 een mecha-
nisch-biologische zuiveringsinstallatie met een capaciteit van
-9-
20.000 i.e. in werking moet zijn voor de kom Halsteren.
In 1971 werd door Uw raad reeds een krediet gevoteerd van 90 mille
om de uitbouw van de zuiveringsinstallatie te kunnen voorbereiden.
Zodra deze gereed is zal ook de omgeving van Vrederust op deze in
stallatie kunnen aansluiten, waarmee vloeivelden overbodig zullen
worden. Ook dat is winst voor het milieu. Vervolgens dient aan
dacht te worden besteed aan al die percelen die thans nog niet op
de riolering zijn aangesloten. Deze dienen te worden geïnventari
seerd en zoveel mogelijk te worden opgenomen in plannen die even
tueel met behulp van a.c.w.-subsidie zouden kunnen worden uitge
voerd. Aangezien daarnaast voor rioolaansluitingen veelal een ver
fijningsuitkering uit het gemeentefonds kan worden genoten, moeten
vele gevallen rendabel kunnen worden opgelost.
Percelen welke persé niet kunnen worden aangesloten, zouden zoveel
mogelijk een eigen voorziening moeten treffen. Een gunstig effect
mag hier worden verwacht van de heffingen die opgelegd zullen wor
den door het waterschap west-brabantwaarbij de heffing kan varië
ren naar de mate van vervuiling. Het verkrijgen van redelijk schone
watergangen en waterpartijen lijkt in dit opzicht een haalbare zaak.
In 1977 zou alles schoon moeten zijn.
Bij de water- en luchtvervuiling door bedrijven leveren de klassieke
bedrijfstakken d„e minste problemen op.
Van de totale industriële vervuiling nemen Bogimex en een handje vol
bio-industriën het leeuwendeel der vervuiling voor hun rekening. De
rollen zijn thans wel volledig gekeerd. De buitenlucht die traditio
neel gezond heet te zijn, wordt hier en daar geducht bedorven, ter
wijl ons industriegebied tot een van de friste buurten kan worden
gerekéïïd.
Het probleem van de milieuvervuiling speelt zich in onze gemeente
vrijwel uitsluitend af in het buitengebied, het grondgebied dat vroe
ger maar al te gemakkelijk werd vereenzelvigd met agrarisch gebied.
De laatste jaren breekt steeds meer het besef door dat het buitenge
bied niet alleen agrarischemaar ook landschappelijkerecreatieve
woon-, verkeers- en andere funkties vervult.
In feite kan men stellen dat alle activiteit, waarbij het productie
vermogen van grond géén essentiële rol speelt als niet-agrarische
activiteit moet worden bestempeld. Zolang het gaat om exploitatie
van een stuk grond als kampeerterrein, handel in tweede hands auto's,