-32- Per 16 september: Gewoon lager onderwijs 1968 1969 1970 1971 1972 StHadrianusschooi9 Dorpsstraat 245 243 249 239 240 St.Jozefschool, Martv.dMortelstraat 300 304 307 320 328 de Wegwijzer, Weth.Bogersstraat 274 272 270 273 278 H.Hartschool Schoolstraat 227 234 220 230 238 De Springplank, BurgEikhui z enl aar. 136 136 139 151 174 118 2 1.189 1185 1213 1258 x Bij de totalen voor 1968, 1969 en 1970 zijn de aantallej? leerlingen van de v.m. St.Pranciscussojaool en St.Antonius- school samengeteld® In augustus 1971 werden beide scholen samengevoegd. Per 16 september: Overige onderwijs 1968 1969 1970 1971 1972 StThomasmavo Dorpsstraat 134 133 136 166 175 StMari a hui shoudsch Schoolstr.(dagschool) 95 92 90 91 90 V.O.C. (leerlingstel sel 1 dag per week) 15 55 Mater Amabilisschool 61 70 38 73 - Muziekschool A.M.V. instrumentaal onder wijs of solozang x 105 178 201 269 185 80 x voor de eerste vier jaren zijn de totaalcijfers opgenomen. Wie jong is, wie op weg is naar volwassenheid heeft recht op hulp daarbij, hulp o„a. in de vorm van onderwijs vorming. Dat recht wordt algemeen erkend. Bij het in praktijk brengen van dat recht treden er echter al gauw moeilijkheden op. Voor jongeren die scholier of student zijn, zijn er blijven de voorzieningen in de vorm van gebouwen, hulpmiddelen en een uitgebreide staf van gespecialiseerd vormend en docerend per soneel. Voor deze jongeren zelf zijn er regelingen in de vorm -33- van financiële faciliteiten zoals (extra) kinderbijs-^ag, belastingaftrek, studiebeurzen e.d.^ „Jongeren echter die zich vroegtijdig aanmelden als deel nemer aan het arbeidsproces ervaren geheel anders. In plaats van voorzieningen als boven genoemd is er voor hen afhankelijkheid van de goede wil van de werkge/ei, afhankelijk van de situatie en de mogelijkheden van het bedrijf. Zijn recht vorming geldt weliswaar oftjk daar, maar in de praktijk blijkt zij helaas vaak te ontbreken of is zij slechts bijzaak. Na deze vergelijking hoe het algemeen erkende recht op vorming in de praktijk uitpaktkan men begrip hebben voor een keiharde uitspraak die onlangs in een brandpunt- uitzending te horen was, nl. werkende jongeren zijn dood. eer ze volwassen zi Inderdaad, als men le zich volop ontplooiende studerende jongere vergelijkt, met de werkende jonger?;, di.c -• °P jeugdige leeftijd zonder vorming in een geestdodende ar beidssituatie kan geraken, krijgt deze krasse uitspraak geloofwaardigheid. In 1969 hebben alle politieke partijen beloften gedaan aan de werkende jongeren. Nadien hebben ook vrijwel alle politieke partijen aandacht besteed aan de werkende jon geren in verkiezings- en regeringsprogramma's. Door invoering van de wettelijke partiële leerplicht van lllllfiai n ij geleidelijk meer dagen per week voo^15- en 16-ja rigen en straks ook voor 17-jarigen heeft het volgen van onderwijs of vorming een verplichtend karakter gekregen. De uitvoering is echter een heel ander punt. Noch de ou ders en de jongeren zelf, noch de werkgever^1 j^och de met opsporing en controle belaste gemeenteambtenaren blijken voldoende op de hoogte van de leerplichttechnische en ar beidsrechtelijke consequenties, die de nieuwe wettelijke regelingen hebben. Blijkens een bericht in het laatste decembernummer van het Arkaweekblad gaan niet minder dan 700 gemeente—ambtenaren ten departemente een cursus "werkende jongeren" volgen. Volgens dat bericht zou de vormingsplicht gemiddeld voor 4

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1973 | | pagina 18