-18=
verrassend hoog aantal vind.
De opleidingsmogelijkheden voor de jeugd "blijken ook aan
merkelijk te zijn verbeterd. In 1960 volgde 22% der 15-19
jarige volledig dagonderwijs; in 1971 "bleek dit te zijn
gestegen tot 51%.
Bij dezelfde leeftijdsgroep onder de meisjes valt zelfs
een verdrievoudiging waar te nemen (stijging van 11 tot
35%). Uit deze cijfers "blijkt ook een stuk emancipatie
van de vrouw. In 1960 "bedroeg het aantal studerende"'
meisjes slechts de helft van het aantal studerende jon
gens. In 1971 "blijkt deze achterstand een flink stuk te
zijn ingehaald, maar toch "blijven ook nu kennelijk nog vele
ouders van mening dat "meisjes maar meisjes zijn".
Hoewel geen vergelijkingscijfers "beschikbaar zijn is toch ook
de diplomeringsgraad van de beroepsbevolking interessant.
In 1971 beschikte 13,5% der vrouwelijke beroepsbevolking
over een mulo-diploma, terwijl dit bij de mannen slechts
bij 12% het geval was.
Mannen met een v.h.m.o.-diploma vormden echter het dubbele
van het aantal vrouwen met een v.h.m.o.-diploma, (resp"." 5
jfih-^2", 5%)Ook hieruit kan: blijken dat -het volgens vele
ouders "het er voor de meisjes niet zo veel toe doet". In
dian, zou blijken dat het aantal vrouwen met een beroep naar
verhouding sneller toeneemt dan het inhalen van de scholings-
schterstandzou men nog slechts mogen spreken van toe
nemende emancipatie in kwantitatieve zin; kwalitatief gaan
onze vrouwen er naar verhouding op achteruit.
Hoewel pendelcijfers vanwege de grote fluctuaties die daarin
plegen op te treden nauwelijks actueel kunnen zijn, zijn
zij toch vermeldenswaard.
Het aantal pendelende Halsternaren steeg in de vergelijkings
periode van 1835 tot 2410. In 1960 pendelden nog 1515 per
sonen naar een vast werkadres. Dit aantal daaldej in 1971
tot 1440. Daarentegen onderging het aantal persorlen dat
niet naar een vast werkadres pendelde een enorme stijging
t.w. van 330 tot 970-r
-19-
Mogelijk moet dit verklaard worden uit de vestiging
van veel handelspersoneel in onze gemeente en uit
een grotere mobiliteit van de bouwvakarbeiders.
Illtistratief voor de toegenomen welvaart, de crisis
bij het openbaar vervoer en de toenemende verkeerspro
blemen is ook de pendel naar wijze van vervoer. Van de
300 pendelaars per openbaar vervoer'in 1960 blijken er
in 1971 nog maar 160 te zijn overgebleven. Het aantal pen
delende gebruikers van particuliere vervoermiddelen is
in genoemde periode gestegen van 1205 tot 1805. In 1960
gingen nog maar 45 pendelaars per auto naar hun werk.
In 1971 bereikte dit aantal een (voorlopige) recordhoog
te van 930.
Uit de gegevens over het autobezit blijkt voorts dat van de
personen die werkzaam zijn binnen de woongemeente ook nog
eens 105 personen met de auto naaij hun werk gaan.
Van alle beroepsbeoefenaren beschikt3n er 1455 over een
auto. Voeg daarbij nog een aantal autobezitters zonder
beroep, dan komt men op circa 1500 personenauto's in
onze gemeente. Dat komt neer op ruim één auto per twee
woningen.
Om een beeld te krijgen van hoe Halsteren er anno 1960
uitzag moet. U er van deze 1500 auto's dirca 12 a 1300 met
v vM}
inbegrip van alle daarmee verband houdende verkeersvoor-
zieningen wegdenken. Tevens dient U dan weg te token-de circa 1
woningen met de daarmee verband houdende voorzieningen,
welke in deze periode tot stand kwamen. Maar de meesten U-
wer zullen deze cijfers niet van node hebben om zich dat
rustieke beeld voor de geest te halen.
Voor de bouwnijverheid was 1972 wat de totale Nederlandse
woningproduktie betreft een zeer goed jaar. Voor de tota
le bouwnijverheid was 1972 echter matig, om niet te zeg
gen slecht. Onder invloed van een geringe investerings
bereidheid is de bouwproduktie in de nijverheid in Neder
land in het afgelopen jaar immers met 20% afgenomen.
TBTrr