-6- Wethouder van de Watering licht toe dat deze regeling geldt zowel voor de "buiten- objecten als voor de werkplaatsen. Voor de werkplaatsen is deze nieuwe regeling geen probleem. Hij dacht zelfs dat het eerder een verbetering inhoudt. Ha een be spreking met de betreffende persoon kan men kiezen tussen buiten- of binnenwerk. Degene die voor binnen kiest, weet dat hij komt te werken in Bergen op Zoom, Roo sendaal of Rucphen. Of er geen misbruik wordt gemaakt van de mensen kan het best worden bezien door de subregio's. Hij wil daarom adviseren het voorstel van het lid Mens en dat van de vier gemeenten, zoals vermeld in de adviesnota, te doen aannemen. Het lid Mouws dacht dat het momenteel bijzonder goed ging. Waarom zou men dan thans deze regeling in het leven roepen. De voorzitter antwoordt dat deze regeling ook zeer zeker verbeteringen inhoudt, maar niet over de gehele lijn. Wethouder van de Watering gelooft ook niet dat het juist zou zijn om deze rege ling te verwerpen. Beter lijkt het hem om het voorstel terug te nemen en voeling met de andere gemeenten te houden. De voorzitter stelt voor dit punt terug te nemen met .dé belofte alles terug te spelen naar de regio met de wens dat een subcommissie wordt ingesteld. Het lid Klaassen vraagt hoe deze subcommissie samengesteld zal worden. Wethouder van de Watering antwoordt dat de gemeenten Halsteren, Steenbergen, Nieuw- Vossemeer en Dinteloord, die met dezelfde problematiek te kampen hebben, gedacht hebben deze subregio te doen bestaan uit tien man, te weten éen vakbondsvertegen— woordiger uit elke gemeente, één lid van het gemeentebestuur van elke gemeente, één lid aangewezen door het gewestelijk arbeidsbureau en een lid aangewezen door de rijksconsulent voor de complementaire sociale voorzieningen in Noord-Brabant De vraag is nog of deze laatste dit idee ook zal overnemen. Daarnaast pleit hij voor handhaving van de plaatselijke w.s.w.—commissie die in het verleden zijn nut bewezen heeft. De voorzitter vraagt of er nog een taak is voor de plaatselijke commissie als er een subcommissie komt zoals juist is vermeld. Wethouder van de Watering dacht van wel. De gemeente heeft namelijk een bevorderings plicht en een advies van ter zake deskundigen zal dan zeker wenselijk zijn. De men sen die nu zitting hebben in de commissie staan wat dat betreft hun mannetje wel. De voorzitter stelt voor het punt terug te nemen en terug te spelen naar de regio, waarbij dan zal worden aangedrongen op het instellen van subregio's en handhaving van de plaatselijke w.s,w.-commissie. De raad kan zich hiermede verenigen en aldus wordt besloten. 9. VOORSTEL TOT HET VASTSTELLEN VAN EEN ONTEIGENINGSPLAN. Het lid Verbogt gelooft dat hij over dit punt wederom in debat zal moeten met de voorzitter. Wat voor verschil is er tussen nu en een ma^uid terug. Ook nu zijn de stukken niet volledig. Hij mist namelijk een brief van het college van 18 septem ber 1972 aan van Dessel en een brief van van Dessel aan het college van 22 septem ber 1972. De voorzitter licht toe dat deze brieven niet bij de stukken ter inzage liggen om dat die niet gedurende de termijn van tervisielegging zijn ingekomen. Overigens doet dit niets af aan de waarde van het eerste stuik waarbij bezwaar tegen de ont eigening is gemaakt. Dat is reeds voldoende. Deze laatste brieven hadden overigens ook betrekking op de koop en niet op de onteigening. Het lid Verbogt wijst op de toezegging van de voorzitter dat niet tot onteigening zou worden overgegaan indien men tot een minnelijke schikking zou kunnen komen. De voorzitter antwoordt dat het college heeft gepoogd te praten, maar dat het niet gelukt is tot een overeenstemming te geraken. Het lid Verbogt merkt op dat de raadsleden ook geen taxatierapport ter inzage heb ben gehad. I -7- De voorzitter zegt dat het hier gaat om onteigening en niet om aankoop. Bij aan koop zou dat rapport wel op tafel kunnen komen. Het lid Verbogt is van mening dat niet voldoende en serieus is gepoogd om tot minnelijke overeenstemming te geraken. De voorzitter antwoordt dat dat een kwestie van smaak blijft. Hij is er persoonr lijk van overtuigd dat er in de gemeente nog nooit heeft plaats gevonden wat hier gebeurd is. Nog nooit zijn er zoveel pogingen ondernomen en zoveel concessies gedaan. Het lid Verbogt herinnert er aan dat in de vorige vergadering hij door de voorzit ter om de oren werd geslagen met de inhoud van het taxatierapport; daarom vraagt hij daar nu om. De voorzitter meent dat het lid Verbogt buiten de orde gaat. Het gaat hier om ont eigening en niet om aankoop. Evenals vorige vergadering wordt hij weer verleid om zijpaadjes in te slaan, maar hij gelooft dat het beter is daar niet op in te gaan. Het lid Verbogt blijft van mening dat het college van een te lage financiële ba sis uitgaat. Dc voorzitter wijst er nogmaals op dat het lid Verbogt aankoop verwart met ontei gening. Het lid Mouws vraagt zich af hoe men van de raad een kundig oordeel omtrent de nood zakelijkheid van onteigening kan verwachten, als de nodige voorlichting door het college onthouden wordt. Overigens heeft hij gehoord dat de wethouder van grondza ken in zijn vrije tijd wel beweerd heeft de prijs te laag te vinden. Wethouder van if ezel weet niet op wie het lid Mouws doelt, maar hij kan wel ver klaren dat hij zoiets nooit gezegd heeft. Wel is hij hierover op zijn land aange houden en toen is gezegd dat men de prijs te laag vond. In antwoord daarop heeft hij gezegd dat men in dat geval het beste een onteigening kon afwachten. Het lid Mouws zegt dat hij dit eenzijdig van de betreffende mensen heeft gehoord en weet dus niet wie hij moet geloven. Wel weet hij dat nu van de raad een dui delijk en kundig oordeel wordt verlangd en dat dat alleen maar kan als men volle dig is voorgelicht. In vergelijk met andere gevallen vindt hij de raad nu incapa bel. De voorzitter merkt op dat men verplicht is al het redelijke te doen wat nodig is om de eigendommen in der minne te verkrijgen. Hij weet zeker dat hier al het rede lijke is gebeurd en zelfs meer dan dat. Het gaat nu om het principebesluit. Of het tot een dagvaarding zal komen, zal de raad straks nog moeten bekijken. Het gebeurt zelfs nog wel dat op de dag van plaatsing op de rol men nog tot overeenstemming komt, maar voor het geval men onverhoopt niet tot overeenstemming komt zal men nu moeten besluiten. Doet men dit niet dan loopt men de kans dat het een zeer lang durige geschiedenis gaat worden. Wethouder van Wezel gelooft dat de partijen, gezièn het grote verschil in prijs, moeilijk tot elkaar zullen komen. Het lid de Knijf—Klaassen wijst er op dat, als deze mensen denken dat ze te weinig krijgen, ze het juist op de beslissing van de rechter moeten laten aankomen. Ze weten dan dat ze de juiste prijs krijgen. Het lid van Elzakker dacht dat men zich teveel ongerust maakt. In het verleden is er wel veel op de rol gezet zonder dat het einde werii gehaald. De betreffende men sen zijn echter vrij om al of niet te verkopen. Gaan zij niet akkoord dan maakt de rechter dat uit. Zo is het ook het beste voor iedereen. Zouden wij toegeven aan hun vraagprijs dan doen wij tekort aan anderen die wel hebben verkocht. De onteigening moet doorgaan wil men niet het gevaar lopen dat straks een of ander object niet door kan gaan. Het lid Verbogt is er van overtuigd dat de mensen hun geld wel zouden krijgen als morgen de toestemming voor het zwembad af zou komen. Hij vraagt zich af waarom deze mensen ook geen inzage van het taxatierapport kunnen krijgen. De voorzitter vertelt dat er nog telefonisch contact is geweest met de taxatiecom— missie, waarbij werd gevraagd te bevorderen dat men tot een hogere prijs zou kunnen komen. De commissie vondtdit echter een bedenkelijke zaak waarbij een groot vraag-

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1972 | | pagina 89