10. VOORSTEL TOT HET VASTSTELLEN VAN EEN ONTEIGENINGSPROCEDURE.
Het lid Verbogt merkt op dat hij ook bezwaar heeft gemaakt tegen het
eerder genomen besluit tot ontexgening. De aankoop van Snoeijers is
rond, maar er zijn bezwaren tegen de financiering. Hij vraagt wat het
college daarna nog heeft ondernomen.
De voorzitter antwoordt dat in dit geval niets meer is gedaan.
Het lid Verbogt weet dat Lambrechts nooit een serieus aanbod heeft
gehad Volgens Lambrechts is er in 1968 wel eens een taxateur is'geweest
maar daar heeft hij later niets meer van gehoord.
De voorzitter wijst er op dat dit geen besluit betreft tegen een per
soon in het bijzonder.
Het lid Verbogt zegt dat dit wordt aangevoeld als een vorm van dwang.
Het college kan deze onteigening gebruiken als stok achter de deur.
Hij is tegen dit besluit omdat alle mogelijke middelen betreffende deze
twee gevallen nog niet zijn uitgewerkt.
De voorzitteh licht toe dat men het pand van Lambrechts niet persé
nodig heeft, maar als men het kan. krijgen laat men die gelegenheid niet
voorbij gaan.
Het lid Verbogt vraagt waarom men het opneemt, terwijl het niet absoluut
noodzakelijk is.
De voorzitter antwoordt dat het hele plan in de onteigening is opgenomen
voor zover dat niet in eigendom van de igemeente is.
Het lid Verbogt is tegen het voorstel. Er wordt in het voorstel wel ge
steld dat van de gelegenheid tot het indienen van bezwaren geen gebruik
is gemaakt, maar hij weet dat de boekhouder van van Dessel dit drie afvier
weken geleden wel heeft gedaan per aangetekend schrijven. Hij kan zich
indenken dat in het algemeen belang eert- onteigening noodzakelijk is, maar
men mag het individu niet vergeten en zal steeds billijk moeten handelen.
M£h moet niet onnodig een onteigening te vroeg inzetten.
De voorzitter zegt dat naar zijn smaak de onteigening al te laat is ingezet
Zijn standpunt is dat men bij onteigening in hoogste instantie zijn recht
krijgt en in de praktijk blijkt dat men daarmee het beste af is.
Het lid Verbogt vindt dat xhrze mensen met de rug tegen de muur gezet wor
den Men houdt hun handen vast en ze kunnen alleen maar toegeven.
De voorzitter is het Jsr wel mee eens dat er onrust is, maar men wordt
absoluut niet verplicht om te verkopen. Men kan tot in hoogste instantie
zijn recht zoeken en de praktijk leert dat ze daarmee het beste uit zijn.
Het lid Verbogt weet dat er een bezwaarschrift is. Hij stelt voor, fiat het
college dit voorstel terugneemt en eerst de zaak nog eens nakijkt.
De voorzitter vraagt of hij geschreven heeft niet akkoord te gahn met de
prijs of bezwaar te hebben tegen de onteigening.
De secretaris weet dat er een antwoord is ingekomen op een nadere aanbie
ding van het gemeentebestuur, waarbij wordt medegedeeld dat men niet' ak^"
koord gaat met de prijs en gevraagd wordt om een nadere specificatie.
Mogelijk dat men hierdoor meent bezwaar te hebben gemaakt tegen het ont
eigeningsplan.
Het lid Verbogt vindt dat men een grote verantwoording op zich neemt in
dien men een besluit neemt terwijl er toch nog twijfels zijn.
Het lid Clarijs zegt dat het college beloofd heeft om aan de overkant een
woning te bouwen en daarvoor zelfs al een tekening heeft gemaakt. Op een
gegeven moment bleek dit te duur uit te komen en kon alles niet meer
doorgaan. Hij betreurt dat zoiets moest gebeuren na de gedane toezeggingen.
Men bereikt hiermee alleen dat men het vertrouwen in de overheid kwijtraakt
Met het nemen van dit besluit komt de dreiging van de onteigening boven
hun hoofd te hangen en hij is het met het lid Verbogt eens dat dit druk op
die mensen uitoefent. Hij vindt deze manier van handelen niet elegant.
=7-
De voorzitter vindt het jammer dat men denkt dat het college hier niet
elegant gehandeld heeft Het college is in dit geval bijzonder zorgzaam
te werk gegaan. Men was bereid om met toepassing van artikel 19 van de
wet op de ruimtelijke ordening de mogelijkheid te openen om aan de over
kant een woning te bouwen. Men is zelfs zo ver gegaan om een tekening
te maken, iets dat nog nooit eerder in Halsteren is vertoond. Ook is
er nog gevraagd of dan de gemeente ook hog de woning wou bouwen, maar
daarop kon niet worden ingegaan omdat dit een enorm precedent zou
scheppén; een prent maken was al iets bijzonders. Overigens heeft het col
lege nooit toezeggingen gedaan die zij later zou hebben teruggenomen.
Het lid Roosenboom dacht dat vroeger alleen een onteigening werd inge
zet indien er sprake was van onwilligheid. In het geval Kruf heeft men
al een overeenkomst bereikt en die zaak is in feite niet meer aan de
orde. Lambrechts daarentegen heeft nog nooit een serieuze aanbieding
gehad
De secretaris licht toe dat die zijn boekhouding na vele verzoeken niet
heeft overgelegd, hetgeen noodzakelijk is voor het kunnen vaststellen van de
bedrijfsschade
Het lid Roosenboom voelt er niet veel voor om tot onteigening te beslui
pen omdat dat een enorme psychische druk veroorzaakt 'op de belangheb-
enden. Hij wil dan pas tot onteigening overgaan als er sprake is van
onwil. Dit voorstel lijkt meer op een wapen om te dwingen.
Het lid de Khijf-KIaassen is van mening dat juist door dit gepraat
een grote wolk wordt gemaakt; men kan toch nog steeds tot een overeen
komst komen.
Het lid Verbogt dacht dat het college beloofd heeft te bouwen voor van
Dessel
De voorzitter* ontkent dat.
Het lid Verbogt vindt het jammer dat hier nu twee partijen tegenover elkaar
staat. Hij heeft gehoord dat toch wel tenminste de indruk was gewekt
dat de gemeente zou bouwen.
De voorzitter antwoordt dat hij de boot duidelijk heeft afgehouden en al
leen een tekening is gemaakt. Overigens maakt het wat de kosten betreft
weinig uit wie er nu bouwt.
Het lid Mens is altijd een voorstander geweest van de minnelijke verwerving.
Oer de objectiviteit van de taxatiecommissie kan twijfel bestaan, dat had
hij vroeger zelf ook wel eens. Een ander aspect in deze zaak is dat de raad
gezegd heeft het plan Melanen goed te keuren. Het gevolg daarvan is dat
dan ook alles moet doen om tot een zo spoedig mogelijke uitvoering
"te komen. Het wachten nu is in hoofdzaak op het geld en zou dit over bij
voorbeeld een half jaar beschikbaar komen, dan zou men het betreuren dat
men niets kan verrichten doordat er geen onteigeningsbesluit was genomen.
Deze mensen kunnen altijd over hun rechten beschikken en komen altijd wel
aan hun trekken.
De voorzitter wijst er op dat men de onteigening niet moet zien als een
boeman, maar als opperste waarheid.
Het lid Verbogt stelt voor om het voorstel terug te nemen en een maand
de tijd te nemen voor een gesprek en het nazoeken naar de brief waarin
bezwaar tegen de onteigening wordt gemaakt.
De voorzitter stelt voor dit punt op te schorten tot het einde van de
vergadering, terwijl inmiddels getracht zal worden de bewuste brief op te
sporen.
De raadsleden kunnen zich hiermee verenigen.