2?$-/ -20- De Jongerengroep wil het voorstel doen deze bedragen te verhogen en in 1973 daadwerkelijk een aanvang te maken met het schoonmaken van De Melanen. Het Ministerie trekt jaarlijks een "bepaald "bedrag uit voor deze objecten en de uiterste datum, waarvoor subsidie aangevraagd dient te worden is 30 november 1973. Ons voorstel is dus: de genoemde posten verhogen, een kostenbegroting laten maken voor het herstel van de Melanen, zo spoedig mogelijk subsidie aanvragen en de zaken aanpakken. Ik hoop dat U en ook de overige raadsleden begrijpen dat dit alles verschrik kelijk serieus bedoeld is en dit voorstel van harte zullen steunen. De voorzitter zegt niet te twijfelen aan de serieuse bedoelingen en stelt elk pogen om tot verbetering te komen op prijs. De waardering voor de plantsoenendienst aanvaardt hij graag in dank. Deze dienst heeft een schrikbarende vergroting van te bewerken oppervlakten gekregen, ter wijl de personeelsbezetting nauwelijks is uitgebreid. De betreffende mensen moeien dan ook wel met liefde en plezier hun werk doen. Onopgevoede honden bestaan niet, het zijn de eigenaars aan wiens opvoeding wat mankeert. Het valt te be twijfelen of opvoering van de belasting hier iets aan kan doen. Het lid Roosenboom vindt dat men bij een eventuele verhoging rekening dient te houden met de echte waakhond die zijn ren niet uitkomt. De voorzitter merkt op dat een woest gedeelte voor de jeugd waar geravot' kan worden, ook is besproken in de commissie ruimtelijke ordening. Een dergelijk ad vies betreffende het groene hart van de Rode Schouw zal het college nog berei ken. Het verschil tussen de raming van het fonds grote werken en de staat 0 zit hier in dat de staat 0 uitgaat van bekende cijfers. Deze cijfers zijn laatstelijk bekend van het begin van het dienst jaar 1971» Bij de raming wordt daar dan bijgeteld hetgeen in 1971 en 1972 is bespaard aan belastingverhogingen, stortingen uit batige sal di, e.d. en zo komt men aan de raming 1973; die dus aanmerkelijk hoger kan zijn. Financiën blijft een moeilijk onderwerp en hij heeft wel begrepen dat meer leden daar mee tobben. Misschien is het nuttig een voorlichtingsvergadering te houden, desnoods vóór of ii& een raadsvergadering in beslotenheid. Dat men in de Schans moet bouwen voor de eigen mensen kan hij onderschrijven. Wel moet men er terdege rekening mee houden dat ondanks de recente bouwaktiviteit de bevolking niet groeit. Het betreft meer intebne verschuivingen. Rode Schouu dreigt, tengevolge van de verkeersbarribre inderdaad uit te groeien tot een eigen gemeenschap, maar als men vergelijkingen treft met de steden dan is deze weg toch niet meer dan bijvoorbeeld eeh Antwerpe-estraatwég of een Wouwseweg. Wel zal men moeten zorgen voor goede verbindingen met het dorp en daarnaast de nodige parkeerruimte. Wel zal er in de Rode Schouw zelf een gemeenschapsruimte moeten komen, zoals een zaaltje voor vergaderingen, maar dat zou als nevenruimte bij de sporthal opgenomen kunnen worden. Voor zaalaccomodatie blijft men voorlopig aangewezen op het verenigingsgebouw. Ook zullen er voorzieningen getroffen moeten worden die onontbeerlijk zijn, zoals enkele winkelbedrijven en een bank. Natuurlijk is het niet de bedoeling dat zich daar concurrenten van de city gaan vestigen. Een excursie naar Goirle is een aardige suggestie. Het college treedt de duivenmelkers bijzonder positief tegemoet en in de prak tijk wordt de grootst mogelijke souplesse aan de dag gelegd, die echter: niet zo ver kan gaan dat de buren zich gaan ergeren. Een aesthetisch verantwoSrd hok wordt wel verlangd. Het is dikwijls moeilijk om de belangen af te wegen, maar het is beslist niet zo dat het houden van duiven bij voorbaat is uitgesloten. Het lid Glarijs weet dat in het huurcontract van de Woningstichting een clausule is opgenomen, waarbij het houden van dieren, dus ook duiven, is verboden. De mensen weten onvoldoende de mogelijkheid om van deze bepaling ontheffing te vragen. Dat er eisen worden gesteld vindt hij redelijk; zoiets komt de sport alleen maar ten goede, maar de voorlichting schiet naar zijn mening tekort. Wethouder van de Watering licht toe dat wjgs- in het huurreglement inderdaad een bepaling is opgenomen waarbij het houden van dieren verboden is, maar in vrijwel alle gevallen waarbij gevraagd is om toch dieren te mogen houden is daarvoor toestemming verleend. Ook de woningstichting probeert dit in goede banen te leiden. Het huurreglement is overigens verouderd en er zal een nieuw komen waarbij op de mogelijkheid van het vragen van ontheffing gewezen zal worden. Als men de vogels op en rond de Melanen ziet dan zou men daaruit kunnen aflei den dat er toch wel wat te halen is. Dit is niet het geval voor de sportvis sers. De mogelijkheid die hier wordt geopperd lijkt interessant en als het in derdaad zo goedkoop is dan lijkt zo'n uitgave wel verantwoord. Er zullen in lichtingen ingewonnen worden, maar daarnaast zullen er ook oplossingen ge vonden dienen te worden voor de resterende lozingen. Wethouder van Wezel acht het wenselijk om in overleg met het waterschap de ver hoging van de waterstand te bekijken. Het grote probleem is dat er te weinig toevoer is van vers water. Met kleine kosten is het peil te verhogen maar bekeken moet worden wat de uitwerking zal zijn ten opzichte van de omringende landerijen. In uitbaggeren gelooft hij niet erg. De achteruitgang in de plan tengroei is ook een gevolg van de verlaging van de waterstand.Els en dergelijke zijn gevoelig voor water en zij hebben nu te kampen met de verlaagde waterstand. Het lid Somers heeft van mensen, die de Melanen heel goed kennen, gehoord dat verhoging van de waterstand onmogelijk is met het oog op het afwateringssysteem. Het lid Storm-Bosch vraagt om dit idee niet van tafel te vegen. Wethouder van Wezel ziet deze methode nog geen nut opleveren maar een vrijblijvend onderzoek kan geen kwaad. Het lid Sinke ziet wel duidelijk voordelen. De vervuiling komt door de grote voedselrijkdom. Als men er in zou slagen de bovenste lagen van de plantenresten te verwijderen, dan dacht hij wel dat het effect zou opleveren. Wel dient men er daarbij voor te waken dat de oevers niet gewijzigd worden en alles landschap pelijk hetzelfde blijft .Wel dient eerst onderzocht te worden hoe dik de humusla— gen zijn. Na uitbaggering mogen de gaten gerust weer dicht slibben. Het water zal zo schoon zijn want het is juist de rijkdom aan humus die het water vuil maakt. De voorzitter vindt het nuttig een onderzoek in te stellen en daarbij zal dan wel blijken op welke moeilijkheden men kan stuiten. Het lid Sinke acht het goed mogelijk de bagger in het nabije landschap te verwer ken, hetgeen weer kostenbesparend kan werken. De voorzitter zegt toe dit alles te zullen bekijken. Het lid Verbogt zegt het navolgende. Mijnheer de Voorzitter, Gaarne wil ik bij deze beschouwingen de gelegenheid aangrijpen om dieper op enkele punten in te gaan, namelijk: A.de Melanen als rekreatiegebied en B. de zuiveringsinstallatie. De Melanen, mijnheer de voorzitter, We zijn wat de grondaankoop betreft reeds ver gevorderd. We hebben zelfs al enkele wandelpaden aangelegd met parkeerge legenheid. Doch, mijnheer de voorzitter, het moet mij van het hart, dat ik, als raadslid nota bene, verder van het plan geen zier afweet. Wat is namelijk het geval. Tot nu toe hebt U alleen een opstelwedstrijd gehouden onder enkele school klassen. Overigens alle lof voor dit idee. Maar, mijnheer de voorzitter, waar is de informatie over de verdere gang van zaken wat betreft de Melanen aan de raad? Wij mogen toch veronderstellen dat de raad de bevolking vertegenwoordigt. Bij mij wordt steeds het vermoeden sterker, dat onze stedebouwkundige reeds een uitgewerkt plan heeft.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1972 | | pagina 135