-12-
Het lid Verbogt heeft zelf kinderen die op weg naar school de grote weg moeten
oversteken en voorals als het mistig is, is hij hijzonder blij dat ze weer te
rug zijn. Nu zijn dat zo'n vijftig kinderen, maar binnenkort zijn dat er twee
tot driehonderd.
Het lid Mens vraagt wanneer een permanent gebouw kan worden verwacht.
De voorzitter antwoordt, dat als het meezit, een half jaar duurt alvorens het
contingent van de inspectie los komt. In dat geval staat het gebouw er over an
derhalf jaar, maar aan die genoemde termijnen mag de raad hem niet vastspijke
ren. Het zou moeten kunnen over twee jaar. In dat geval zit men met één jaar
overbrugging.
Het lid Verbogt informeert hoe ver de aanwas van de bevolking is gevorderd met
betrekking tot de huidige scholen. Kunnen die dat allemaal nog opvangen.
De voorzitter meent dat de Rode Schouw voor een groot gedeelte zal gaan dienen
voor het oplossen van woningproblemen. De bevolking zal er niet zo flink door
gaan groeien, maar wel verspreiden.
Het lid van Eekelen is overtuigd van de gevaarlijke situatie aan de provinci
ale weg voor zo'n dikke vijftig kinderen, maar ondanks dat voelt hij toch meer
voor permanënte bouw. Het oversteken lijkt hem minder gevaarlijk bij Vogelen
zang, omdat daar een zeebrapad ligt.
Het lid Roosenboom vindt de oversteek bij Vogelenzang veel gevaarlijker. Men
heeft daar niet alleen te maken met het verkeer uit Bergen op Zoom en Steen
bergen, maar ook uit Tholen en dat verrast hem zelfs nog wel eens.
De voorzitter zegt dat indien dit besluit genomen wordt, er gestreefd dient te
worden naar verkeerslichten nabij de Wouwseweg.
Wethouder van Wezel licht toe dat hij nog deze morgen daar is geweest met een
lid van Provinciale Staten die beloofd heeft deze kwestie in de vergadering van
3 november 1972 aan de orde te stellen bij Gedeputeerde Brox. Hij was er van
overtuigd dat daar iets diende te gebeuren. De afgevaardigde was ook verbaasd
van het weinige resultaat dat de correspondentie van de gemeente heeft opgele
verd.
Punt 36
Het lid Klaassen zegt het navolgende:
"Mijnheer de voorzitter, Met grote verbazing hebben wij kennis genomen van de
inhoud van de brief der Jongerengroep '74, gedateerd 10 oktober 1972, dewelke
ons met de raadsstukken is toegestuurd. In deze brief wordt gewag gemaakt van
het feit dat door de vervuiling van het Melanenwater door de in de nabijheid van
het recreatiegebied gelegen woningen, de kikker- en visstand praktisch' nihil is en
dat mede daardoor ook de watervogels verstek laten gaan.
Wat de kikken-en visstand betreft, mijnheer de voorzitter, dat is al jaren lang
'n publiekelijk bekend feit. Tijdens de excursie van de raad op 28 augustus 1971
is bij het bezoek aan dit recreatiegebied uitvoerig hierover van gedachten ge
wisseld. Maar waar vinden we in West Europa nog kikkers, althans in de vrije na
tuur, en dat de visstand in de binnenwateren steeds verder daalt is heus niet
alleen te wijten aan het lozen van afvalwater. Door het steeds toenemen van de
bestrijdingsmethodes in de landbouw, waarbij steeds gretiger gebruik gemaakt
wordt van zeer zware vergiffen met daarnaast het toedienen van bepaalde voor
de lagere organismen fatale stoffen aan de grond, zijn de binnenwateren dermate
verontreinigd dat leven daarin niet meer mogelijk is.
Deze gifstoffen zijn in feite de oorzaak van het verdwijnen van de kikkers en
de vis in onze binnenwateren.
Wat nu ons recreatiegebied betreft, mijnheer de voorzitter, zal door het aan
leggen van een stamriool met persgernaal en persleiding een groot gedeelte van
de vervuiling van het melanenwater worden weggenomen zoals ook reeds door de
heer Sinke tijdens de raadsvergadering van 8 februari j.l. werd opgemerkt.
-13-
Bovendien worden binnenkort, aldus een meerdere malen gedane toezegging vanuit
Uw college, mijnheer de voorzitter, de nabij de Melanen gelegen woningen die
hiervoor in aanmerking kunnen komen, aangesloten op het rioleringsnet dat
thans in het uitbreidingsplan Den Berg in uitvoering is.
De aantijging dat wij het als raad niet nodig achtten om deze woningen op het
openbaar rioleringsnet aan te sluiten omdat de kosten te hoog zouden zijn,
vinden wij een zeer kwalijke zaak. Het getuigt ons inziens echter wel van de
onoordeelkundigheid van de samenstellers van deze brief.
Van het gegeven dat er geen watervogels meer zijn in de Melanen zijn wij meer
geschrokken mijnheer de voorzitter. Een onzer is daarom direkt na het vernemen
van deze jobstijding zich ter plaatse gaan oriënteren.
Gelukkig voor ons en voor de gehele Halsterse bevolking was het loos alarm want
in de noordelijke kop van het melanenwater bevonden zich zeker meer dan honderd
eenden in verschillende soorten terwijl tientallen meeuwen en waterhoentjes zich
op het deinende water blijkbaar op hun gemak voelden. Zelfs de roep van de zeld
zame fuut werd gehoord. Het gekwaak der eenden en het gekrijs van de zich boven
het water bevindende meeuwen overstemden bij vlagen het geknetter van de brom
mers, waarvan de berijders zich in de nabijheid van dit recreatiegebied een
crossparkoers hebben toegeëigend.
Van een serene rust was dus gelukkig geen sprake mijnheer de voorzitter. Wel
willen wij degene van Jongerengroep '74 die déze serene rust heeft geconsta
teerd in overweging geven dezelfde specialist te consulteren die in een vorig
schrijven door genoemde groepering betreffende de z.g. Bogimexaffaire werd ge
noemd. Deze behandelt nl. ook klachten aan het gehoor.
Een volgende aantijging, maar dan gericht aan het adres van Uw college en de
technische staf van openbare werkermijnheer de voorzitter, is de aanval op
de uitvoering van de rioleringswerkzaamheden in de Rode Schouw. De z.g. ge
signaleerde fouten en gebreken zijn reeds door IJ in het antwoord van het col
lege als onjuist betiteld. Verder hierop ingaan zou ook. voor ons als ondeskun-
digen op dit gebied een onmogelijke taak zijn. Wel vinden wij het ongehoord en
ongepast van het bestuur der Jongerengroep '74 dat zij, zonder zich eerst des
kundig te laten voorlichten, beschuldigingen uiten die kant noch wal raken.
Alhoewel zij in hun schrijven deze beschuldigingen bedekken met zinsneden zoals:
"wij wensen en hopen dat wij het mis hebben" en: "maar als wij gelijk hebben"
e.d., willen zij aan het slot van hun betoog toch overgaan tot het nemen van
sancties.
Het is ons inziens,mijnheer de voorzitter, meer in het belang der Halsterse
gemeenschap dat dergelijke neergeschreven agressieve taal voortaan achterwege
blijft en dat bij signalering van eventuele tekortkomingen men eerst aan de
juist deur klopt alvorens een rel te gaan schoppen.
Naar aanleiding hiervan, mijnheer de voorzitter, willen wij als groepering van
Elzakker, voor wat deze aangelegenheid betreft, ons vertrouwen uitspreken in
het tot nu toe gevoerde beleid door Uw college en door de technische staf der
dienst openbare werken. Dit vertrouwen leggen wii gaarne neer in een motie."
Het lid Somers begrijpt vooral uit de eerste woorden van het lid Klaassen dat
hij het schrijven van de Jongerengroep '74 beter heeft begrepen dan de ambtena
ren en hij spreekt daarvoor zijn dank uit.
De voorzitter interrumpeert dat het lid Somers van geen ophouden weet de amb
tenaren in deze zaak te betrekken.
Het lid Somers dacht dat dit paste in het raam van het rapport door openbare
werken uitgebracht. Voor wat betreft de in de Melanen aanwezige vogels kan hij