=10= niet bedoeld hebben. Persoonlijk vind ik de heer Clarijs een aardige vent en de reden waarom hij deze brief heeft geschreven is voor mij dan ook niet moeilijk te raden. xon/i w+ Zoals U uit de krant hebt kunnen vernemen vindt de commissie van JO l4 hex toch een merkwaardige zaak. De vrije meningsuiting van mijn geacht collega raadslid mevrouw Joke Storm wordt door de heer Clarijs toch wel verkeerd ui - gelegd. Het is namelijk de diverse objectieve mensen die de commissie en ook ondergetekende hebben benaderd niet opgevallen, dat in de bewuste vergadering het college van Halsteren in discrediet is gebracht. Ook de pers maakt hele maal geen melding van de bewuste woorden en die besteedt toch graag enkele re gels aan dergelijke uitlatingen. Maar goed, het zij gezegd, de brief is ge schreven. Voor mij zand erover. Het antwoord van het college, meneer de voorzitter, roepn echter nog wel enkele vraagtekens op. De kwestie dat moeilijk kan worden nagegaan wat elk raadslid eventueel in of buiten een vergadering zegt, maar per saldo dit voor eigen verantwoording doet is een vanzelfsprekende zaak. Maar de kwestie, dat alle in ons bezit zijnde stukken inzake de luchthaven Steenbergen, na behande ling in ons college, zodra mogelijk ook ter kennis van Uw raad zijn of ^rden gebracht is minder gemakkelijk te begrijpen. De zinsnede "zodra mogelijk is nl voor velerlei uiileg va*tTsaar* Krijgt het college bijvoorbeeld stukken van Gedeputeerde Staten ter kennisname S meerderheid van'het college is de mening toegedaan, dat het -et be lang is om tenminste de fraktievoorzitters nader in te lichten, dan gaat een belangrijke informatiebron aan onze neus voorbij. De voorzitter heeft volgens de notulen van de vorige raadsvergadering nog maar een nota binnen, waar wij van te voren nooit van gehoord hadden. Ten tweede is voor mij van ^lang de tijdsmarge die er ligt tussen het tijdstip dat het college bepaalde stukken 1 bezit krijgt en het tijdstip dat de raad van informatie wordt voorzien. En ten derde bestaat er hoogst waarschijnlijk onderlinge briefwisseling tussen de colleges van de diverse gemeenten.Wij zijn de mening toegedaan dat die overi gens moet bestaan. Zo deze bestaat; wij hebben er nooit iets van gehoord. De informatie van de pers is over het algemeen aktueler dan die van de bestuur lijke organen. Als raadslid heb ik me in deze korte periode dan ook al dikvnpls afgevraagd: waar zitten wij hier eigenlijk voor. Zitten wij hier als harle ij Men trekt maar aan een touwtje en er wordt gedansd? De overheid denkt m.i. maar al te lichtvaardig over een luchthaven, een Reimerswaalplan, en een Shell Moer dijk. Wij zijn jong, wij zien het waarschijnlijk niet altijd even scherp, maar helemaal niks zien is nog veel erger. Willen wil een goede eigen mening kunnen vormen, wat wij toch verplicht zijn te genover onze kifzere, dan zal het ooilege allee in het werk moeten stellen ons de nodige informatie te verschaffen. Bovenstaande zou een motivering kunnen zijn voor de uitlating van mevr.Joke Storm in de bewuste vergadering te Steenbergen. Verder wil de commissie er nog op wijzen, dat de persoonlijke aanvallen op mevr. Joke Storm via de heer Clarijs op beginnen te vallen. Door dergelijke uitlatin a-en via oers en correspondentie bereikt men enkel en alleen maar dat JG 74 nog attenter, nog kritischer en nog aktiever gaat worden. Verder raadt de commissie de heer Clarijs aan om in de toekomst meer aktueler op de gemeenschap Halstere gerichte problematiek te bestuderen en die van een gezonde kritische begeleidi te verzekeren. En dit laatste zal de heer Clarijs, naar mijn mening, voor zover ik hem ken, D^voorzitt er'heeft geen bezwaar tegen het verhaal van het lid Somers, maar wel wil hii opmerken, dat de raad of het college geen boodschap heeft aan de genoema commissie^ Ook »rdt er geen informatie verstrekt aan de fraktievoorzitters. Hals teren kent ook niet zoiets als bijvoorbeeld een seniorenconvent zich aanbevolen voor concretisering van het betoog van het lid Somers. W p of welke brief zou niet ter kennisneming in de raad gebracht zijn. 2Si =11= Het lid Somers noemt de nota van de projektgroep. De voorzitter licht toe dat deze brief op 17 mei 1971 is ingekomen en na cir culatie bij de ambtenaren op 27 mei 1971 in het college is gebracht. In de eerst volgende vergadering en dat is deze, is de brief ter kennisneming in de raad gebracht. Als de raad. te kort gedaan is dan is hij graag bereid om mea culpa te zeggen, maar hij ziet er geen reden voor. Het lid Roosenboom merkt op dat er nu toch oudere stukken in de map ter inzage zijn gelegd. De voorzitter bevestigt dat. Onde n.eer een brief van 27 april 1970, die de raads leden al gehad hebben. Het lid Clari.is zegt hierna het volgende: "Gezien de vrij algemeen te verwachten reaktie van JG'74 is het voor mij niet moeilijk een antwoord aan die groepering te geven. Het enige vervelende is, dat ik dit antwoord thans moet uitspreken tegen de heer Somers, terwijl ik met hem niets anders dan prettige en leuke ervaringen heb en ik bovendien deze goede verstandhouding zo goed mogelijk zou willen kontinueren. Daar de persoon waar het om gaat niet aanwezig kan zijn en de door de heer Somers voorgelezen verkla ring gedeeltelijk zeer sportief was opgesteld, zal ik als tegenprestatie ook mijn antwoord matigen en mij beperken tot de voornaamste punten. J«G.'74 ziet in mijn vraag aan burgemeester en wethouders een persoonlijke aan val op mevr. Joke Storm. Dit is beslist onjuist. Het is alleen maar juist als haar uitspraken op die bewuste vergadering inderdaad uit de lucht zijn gegrepen. In het andere geval is mijn vraag aan burgemeester en wethouders immers een aan val op burgemeester en wethouders zelf. Uit de reaktie van J.G.'74 volgt dus logischerwijs dat men binnen die groep nu ook tot de ontdekking is gekomen dat burgemeester en wethouders nooit bewust in formatiemateriaal heeft achter gehouden. Mij allergrootste bezwaar tegen de uitspraken van mevr.Storm-Bosch is, dat deze zijn gedaan op een openbare vergadering van een buitenparlementaire groep, waar bij het bestuur van die groep er bovendien op zinspeelde hun aktiviteiten in het vervolg eventueel buiten de burgemeester en wethouders om aan de dag te zullen gaan leggen. Als iemand dan als raadslid in een dergelijk gezelschap een kollege zwart probeert te maken en de indruk weergeeft dat het op Halsteren zo maar een rotzooitje is, herhaal ik dat dat een raadslid onwaardige en ondoordachte uitspra ken zijn geweest. Men zegt verder nog kritischer, nog attenter en nog aktiever te zullen worden. Wel dat mag ook wel, wil men er alsnog iets van terecht brengen en het voortbe staan nog enigszins trachten te rekken. Of zegt een aantal vergaderingbezoekers van 8 mensen op de 10.000 inwoners J.G.'74 nog niet genoeg? Maar goed dat mijn vraag er was, al zegt men dan dat die onbelangrijk was, anders had men zelfs voor die 8 mensen nog niet voldoende stof tot praten gehad. Dit komt natuurlijk omdat geen zinnig mens met een zinnige vraag komt op een derge lijke vergadering. J.G.'74 kan hieruit zelf de belangrijkheid van zijn vergade ringen afleiden. Als iemand in Halsteren iets wil weten, kan hij immers 's woensdags bij de bur- gemeestez- en vrijdags bij de wethouders terecht? De kans dat hij dan werkelijk des kundig wordt voorgelicht, lijkt me dan vele malen groter, dan wanneer die voor lichting op een J.G.'74 vergadering plaats vindt. Hier wil ik het voorlopig bij laten, om voornoemde redenen. De rest kan misschien later nog eens van pas komen. Mijnheer de voorzitter, ik dank U wel." Punt 30 Het lid van Eekelen vindt het een bijzonder dure aangelegenheid worden. Hij weet dat het college daar weinig aan kan doen, maar zou men niet kunnen vragen of

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1971 | | pagina 79