/Ifo" 4, BEHANDELING BEGROTINGEN 1968 Het lid Moerbeek zegt het navolgende; Mijnheer de voorzitter, In de vorige vergadering van onze raad is door U met klem bepleit het belang rijkste "jaarstuk"» vrat de begroting toch wel genoemd mag worden, in een uit voeriger behandeling te brengen, dan tot dusver gebruikelijk was. Om enigermate tegemoet te komen aan Uw toch wel begrijpelijk verlangen om tot een meer opener behandeling te komen van de begroting, is ditmaal afgeweken van.de tot nu toe gebruikelijke manier om als raad-in-zijn-geheel de begro ting door te nemen.. Het spijt me voor U, mijnheer de voorzitter, maar door de nieuwe behandelings wijze, waar nu ook nog de wethouders bij betrokken wanen, zullen waarschijn lijk nog minder leden dan voorheen behoefte hebben diep op de begroting in te gaan. Immers, juist door de aanwezigheid van de wethouders, naast de deskundige amb tenaren, konden nog veel meer dan voorheen beleidszaken worden doorgepraat en toegelicht "en petit comité", wat dan ook terdege v/erd gedaan. En niet ieder een heeft waarschijnlijk behoefte aan herhaling, zelfs niet omwille van de o- penbaarheid. U mag dan ook niet teveel verwachten van vrat ik te brengen heb onder het door U genoemde wijdse begrip;"Algemene Beschouwing" Maar in enig verband met de begroting staat het, dunkt mij, wel. Ilc vond namelijk enkele aanknopingspunten in de beschrijvingsbrief die bij de begroting was gevoegd. Onder meer ging U in dit stuk enigzins uitvoerig in op de te vervrachten wij ziging van de gemeentewet, waarin o.a. het plaatselijk belastinggebied zal worden uitgebreid. In een zekere hoera^stemming wordt door vele gemeenten blijk baar de aangekondigde verruiming van het eigen gemeentelijk belastinggebied be groet. Voor mij is het echter nog de vraag of vrij door dit beetje herkregen zelfstandigheid van pure vreugde de handen op elkaar moeten slaan. Be gemeente zal het namelijk, naar mijn mening weinig soelaas bieden? alleen de Belasting betaler en dat zijn we allemaal kan er zeker van zijn, dat hij het kind van de rekening gaat worden. Want gezien de benarde financiële omstandigheden van de meeste gemeenten, lijkt het niet vraarschijnlijk dat van de mogelijk heid zelf belasting te kunnen heffen, gebruik wordt gemaakt om heffingen of tarieven te verlagen. Eerder zal er een verhoging volgen, waardoor de totale belastingdruk wordt verzwaard. Tenzij een gemeente besluiten zou, zijn voor- zieningspeil, hoe laag dat misschien ook ligt, te bevriezen of slechts tot het allernoodzakelijkste minimum te beperken, En bovendien dreigen weer grote verschillen in belastingniveau tussen de verschillende gemeenten - waar we, naar velen menen; gelukkig - vanaf waren. Veel heil voor de gemeente verwacht ik er der-halve niet van; wèl onheil voor de belastingbetalers. Het tweede punt, waarvoor graag Uw aandacht gevraagd ;rordt, is genomen uit de opsomming van investeringen, die in de naaste of meer verwijderde toekomst om realisatie vragen. Een zekere prioriteit zou ik willen geven aan wat U noemt; "Aankoop Samarbete". In een nog zeer recent verleden hebt U, mijnheer de voor zitter» er ook Uw bezorgdheid over uitgesproken, dat cr in onze gemeente zo weinig gedaan wordt voor onze talrijke, opgroeiende jeugd. Ik meen, dat er momenteel serieuze plannen bestaan om tot intensieve aanpak van dit probleem te komen. Maar een van de allerncodzakelijkste voorwaarden om kans van slagen te hebben, lijkt mij, dat men dan ook kan beschikken over de ruimtelijke accomodatie voor dit werk. Samarbete nu, acht ik voor jeugd werk uitermate geschikt. Overigens is het, dacht ik, ook voor dit doel ge sticht. Dringend zou ik U dan ook willen verzoeken tot spoedig overleg te ko men met de instantie, i.e. de parochiële jcugdleiding, die - naar mijn vaste overtuiging - op korte termijn tot activering van het jeugdwerk wil overgaan.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1968 | | pagina 38