Het lid de Kei.jzer zegt hierna het navolgende: Mijnheer de voorzitter, Op de eerste plaats mijn dank voor de gelegenheid, welke U mij hebt gegeven op deze vergadering het woord te mogen voeren» Bij het begin van deze vergadering, mijnheer de voorzitter, heb ik bij U als voorzitter dezer raad schriftelijk mijn ontslag ingediend als lid van deze raad en wel ingaande op woensdag 6 maart 1968. Reeds geruime tijd voel ik dat door de omstandigheden, die om mij heen ge groeid zijn, ik mijn raadlidmaatschap niet meer voor de volle honderd procent kan verrichten, zoals door de gemeenschap verwacht, maar ook door de gemeen schap verlangt moge worden» Het is voor mij persoonlijk een zeer moeilijke en pijnlijke beslissing geweest» Maar ik ben blij dat ik uiteindelijk de kracht heb gevonden om tot- dit besluit te komen. Reeds op zeer jeugdige leeftijd voelde ik mij geroepen om met véle anderen mede te werken naar een sociale en financiële verbetering van de gemeen schap en in het bijzonder van de katholieke arbeidersgemeenschap die in de jaren 1928 ook hier ter plaatse niet zo rooskleurig waren. Hoewel 'de eerste jaren zuiver lagen op vorming van mijzelf in eigen krihg kwam toen reeds bij mij vast te staan dat ook wij wanneer wij wilden slagen op politiek terrein ons woordje zouden moeten gaan medespreken. Acht jaar later in 1936 werd ik via de rooms-katholieke staatspartij waardig bevonden om ook op het terrein der politieke zaken mijn woordje in de gemeenteraad te gaan medespreken. Tot aan de jaren 4^ was het mogelijk met andere groeperingen veel bijstand te verlenen aan de minst vermogende dorpsge noten. ï)e oorlog maakte zoals aan veel goede zaken ook hieraan een einde. Alles wat was opgebouwd net veel zorg en liefde, werd weggevaagd onder de druk van geweld en terreur. Alles werd verboden en slechts met enkelen slaagden wij erin het vuurtje in onze arbeidersgemeenschap brandende te houden. Na. de oorlog kwamen wij niet meer via de katholieke landelijke politieke partij in de raad, maar meenden wij meer openbaarheid aan onze gedachten en, werken te kunnen geven via een eigen politieke partij. Zo kwamen wij na de oorlog via onze katholieke arbeiderspartij wederom terug in de gemeente raad onder welke vlag wij momenteel nog deel van deze raad uitmaken. Geruime tijd tot praktisch op de dag van heden was ik mede een van de voortrekkers dezer politieke gemeente-partij. Mede door samenwerking met andere groeperingen in onze gemeente hebben wij gezamenlijk vruchtbare resultaten voor onze Halsterse gemeenschap kunnen bereiken. Ik ben per soonlijk zeer blij dat na veertig jaar gezamenlijke arbeid getuigd kan worden dat ook de arbeidersstand in Halsteren via hun vertegenwoordigers in onze gehele volksgemeenschap op allerlei gebied waardig vertegenwoordigd wordt en hun samenwerkende gezindheid door alle andere standen en groeperingen op prijs wordt gesteld. Zo ziet men, mijnheer de voorzitter en leden van de raad dat iets pijn kan doen, maar tooh weer vreugde kan verschaffen. Wanneer U het mij nog toestaat, mijnheer de voorzitter, zou ik hier in het openbaar een bijzonder woord willen spreken tot mijn twee jongste fractiegenoten: dhr.Roosenboom en Mens. Toon en Jan, ik vind het bijzonder jammer, dat ik jullie in het openbaar niet meer terzijde kan staan. Ik weet omdat ik zelf ook jong ben geweest hoe gevaarlijk deze leeftijd kan zijn. Ook hiervoor geldt het spreek woord: Bezintalvorens hij begint. Ik wil hiermede zeggen: verschuil nooit je ware gedaante of gedachte achter een masker, strijdt zoals al jullie voorgangers steeds gedaan hebben, steeds met open vizier.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1968 | | pagina 33