6. VOORSTEL TOT HET WIJZIGEN VAN DE FORMATIE- EN SALARISVERORPENING
EN TOEPASSING HOGERE GEMEENTEKLASSE
Het lid. Moerbeek wijst er op dat burgemeester en wethouders aanvankelijk
een formatieverordening nodig vonden.
Re voorzitter zegt hierop dat de verordening in een aantal gemeenten
is blijven bestaan. Re formatieverordening zit eigenlijk in de
begroting verwerkt
Het lid Moerbeek vindt een bepaalde lijst echter toch nog gemalckelijk.
Re voorzitter vindt het niet nodig dat er dubbel werk wordt verricht.
Wanneer de lijst in de begroting niet duidelijk genoeg is dan kan
deze nog altijd worden aangevuld.
Het lid Moerbeek informeert vervolgens of er naast het bezwaar van
te weinig promotiemogelijkheden nog andere bezwaren zijn.
Re voorzitter antwoordt hierop dat de verordening als een doublure
werkt, en dat het enige voordeel is, dat overijld handelen lean worden
tegengegaan.
Het lid Moerbeek vraagt zich dan wel af waarom een dergelijke verordening
aanvankelijk nog ter vaststelling werd aangeboden. Slechts omdat
de bonden bezwaren hebben ingediend, komt thans de intrekking ter
sprake. Hij had liever een advies van de diensthoofden over deze
materie gezien.
Het lid de Keijzer is niet tegen verbetering van de positie van de
ambtenaren. Hij vindt het echter niet juist dat automatische be
vordering plaats vindt. Hij vraagt of er ook naar gekeken wordt of
een ambtenaar een bevordering waard is. Hij is van mening dat bij
bevordering moet worden nagegaan of de capaciteiten dat recht
vaardigen. Opschuiving zonder meer vindt hij niet goed. Re dienst
openbare werken is volgens hem nog een raadsel. Ook is hij tegen
gebruik van het woord directeur zolang er nog geen dienst openbare
werken is.
Hij is van mening dat de beheersverordening voor gemeentewerken
gelijktijdig ter tafel had moeten komen en staat er o'p dat' er eerst
een dienst openbare werken komt en dat daarna pas het benoemen van
de directeur aan de orde komt. Een dienst openbare werken zal volgens
hem veel gemakkeiijker werken.
Re voorzitter antwoordt dat er bij de bevorderingen wel degelijk op
de waarde van een man gelet wordt. Hij wil echter niet zeggen dat
andere redenen geen rol spelen. Hij denkt hierbij aan de onderlinge
verhoudingen.
In 1961 heeft de raad in principe besloten om openbare werken aan te
wijzen als tak van dienst. Rat de dienst nog geen feit is houdt hoofd
zakelijk verband met het gasbedrijf. Nu dit bedrijf is opgeheven
liggen de zaken gemakkelijker. Hij zegt toe dat in september de des
betreffende stukken zullen worden aangeboden. Rat de salarissen en
de beheersverordening niet gelijktijdig zijn aangeboden vindt zijn
oorzaak in het feit, dat de 10.000ste inwoner geboren is, waardoor
de mogelijkheid aanwezig is om bezoldigd te worden volgens een
hogere klasse. Wordt met de vaststelling van deze materie nog
langer gewacht dan zal misschien niet meer ingestemd worden met de
indeling met terugwerkende kracht. In het belang van de mensen zijn
beide onderwerpen dus losgekoppeld.
Het lid Moerbeek vihdt dat de zaak betreffende de 10.000 inwoners
iets te gunstig wordt voorgesteld. Hij vraagt zich af of niet juist
door de annexatie in een bepaald jaar een uitschieter in de toename
is bereikt. Zonder annexatie waren er misschien bepaalde industrieën
niet gekomen.