En in een particuliere woning kan wel een "duurdere" man komen als die gene die de woning heeft verlaten. Hij is het er echter wel mee eens dat het voldoende moet zijn als er iemand inkomt die als woningzoekende is geregistreerd. Het lid Moerbeek vindt het onderscheid tussen onder en boven de wei standsgrens niet juist. Ook zij die boven de welstandsgrens hun inkomen hebben, zullen wel een reden hebben om iri een goedkopere woning te wonen. Ook als zij de goedköpere woning verlaten is het doel bereikt en wordt voldaan aan de bedoeling van de doorstroming. Bovendien vraagt hij zich af hoe men komt aan 500.- aftrek voor een kind. Uitgegaan wordt van de vielstandsgrens ingevolge de inkomstenbelasting, maar de aftrek per kind voor de inkomstenbelasting wordt niet aangehouden want deze, bedroeg voor het jaar 1965 840,-. Voor het jaar 1966 zijn ze spreker helaas niet bekend. De secretaris licht toe dat dit de gemiddelde kinderbijslag is. Het lid Moerbeek acht het niet juist om voor het ene bedrag de inkomsten belasting te nemen en voor het andere de kinderbijslag. Hij zag graag dat voor de aftrek per kind ook de bedragen voor de inkomstenbelasting werden genomen. De voorzitter zegt dat het niet moeilijk is om de uitkeringen nog hoger te maken. Het lid Moerbeek had graag gezien dat er geen uitzonderingen waren; het wat en wie speelt voor hem bij deze verordening geen rol. Wethouder van de Watering is van mening dat het verhuizen voor een "kleinere jongen" duurder is. Het college heeft zo gedacht: als de weistandsgrens ligt op 12.400,- dan mag een gezin met 2 kinderen een inkomen hebben van 13.400,-. Bij de bepaling van de cijfers voor deze kinderen is echter niet gekeken naar de inkomstenbelasting. Het lid Moerbeek zegt dat men voor de weistandsgrens wel de in komstenbelasting hanteert maar niet voor de vaststelling van het bedrag voor de kinderen. Daarvoor neemt men een wi11ekeurig bedrag hetwelk in dit geval dan de kinderbijslag is. De voorzitter antwoordt dat dit vast bedrag van 500,— ook zijn voor— delen leent" Hanteert men de normen van de belasting dan krijgt men een dubbel kind en een Lucaskind enzovoorts. Het is geroaklcelijker om per kind 500,- te nemen. Het lid Moerbeek licht toe dat hij de moeite heeft genomen om dit te bekijken voor een gezin met vijf kinderen. Dit was helemaal niet ingewikkeld. De voorzitter zegfc dat het gemakkelijker in de practijk is om uit sluitend het bevolkingsregister te moeten hanteren om te zien hoeveel kinderen het gezin heeft of dat men belastingtechnisch moet gaan kijken hoeveel kinderen er voor aftrek in aanmerking komen. Het lid Moerbeek merkt op dat de man die ingevolge de belasting recht heeft op dubbele aftrek ook dubbele lasten heeft, zodao hij derhalve niet altijd "een dure jongen" is. De belastingdienst is niet gemakkelijk én zal dus zonder noodzaak zeker geen kinderen dubbel gaan rekenen. Alles te ondervangen is volgens spreker niet mogelijk. Hij zag het liefst dat alle beperkende bepalingen werden geschrapt en dat iedereen eenzelfde bedrag kan ontlenen aan deze verordening. Blijkt dit niet mogelijk te zijn dan zag hij gaarne dat alle normen van de inkomstenbelasting werden gehanteerd. De voorzitter zegt dat men daardoor dichter komt bij de draagkracht van de persoon.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1967 | | pagina 21