De 7 gewraakte punten die dan burgemeesters onwaardig optreden
zouden moeten rechtvaardigen zijn in veel minder punten te
weerleggen. Alleen, al door aansluiting te zoeken bij de
planologische verwarring van het ogenblik en door toepassing
te geven aan het rechtvaardigheids beginsel hebben de
wethouders naar eer en geweten in de gegeven omstandigheden
gedaan wat moest worden gedaan.
Als dan de burgemeester meent bij nader inzien uitvoering
te moeten geven aan wat hem krachtens artikel 76 van de ge
meentewet aan bevoegdheden is toegemeten, dan is de stelling,
van het strijdig zijn met het algemeen belang, wel zeer zwak
en onlogisch als daarbij in overweging wordt genomen het te
recht genomen besluit in de vergadering van B.enW. op
vrijdag 3 juni om een bouwvergunning af te geven voor een
object op, in vogelvlucht gemeten, nog geen 150 meter gelegen
afstand in'het zelfde door een voorbereidingsbesluit getroffen
gebied.
Dit was dan ook voor huisvesting van dieren.
In concreto mijne heren geloof ik dat met deze sylabe inclusief
de overgelegde stukken het project de houten woning voldoende
is beantwoord. Dat er in uw college van B.en W. een lijnrechte
tegenstelling bestaat inzake deze aangelegenheid is slechts
jammer.
Als interpellant meent te moeten vragen of het college van
B.en W. een andere koers is gaan volgen, dan zeggen de
wethouders neen, met verwijzing naar hetgeen zo even is
verteld, als daarbij een vergelijk wordt gesuggereerd a la
omgebouwde schuur anno oktober 1965, dan weer interpellant als
bouwkundige drommels goed welke beweegredenen hebben geleid
tot de aktie toen. Die vergelijking gaat niet op.
Overigens mijne heren zou ik mijn persoonlijke visie op deze
aangelegenheid willen besluiten met de bemerking dat;
leven naar de letter van de wet voert naar de dood, en
handelen naar de geest van de wet maakt levend.
Als we daarbij onze beslissingen afhankelijk stellen van
de politiek, welnu dan wordt er niets meer beslist.
Hoewel met betrekking tot de clandestiene woning van van Wezel
het schriftelijk gegeven ontwoord aan duidelijkheid niets
te wensen overlaat, gevoel ik behoefte om ook hierbij een
bescheiden kanttekening te plaatsen.
Deze aangelegenheid is dermate nauw verwant aan de grote
sociale kwestie van de na oorlogse jaren, dat het mij on
begrijpelijk voorkomt dat een exponent aan een christelijk-
sociale groep dit als uitgangspunt durft nemen voor zijn
aktiviteiten.
Welnu;
De onschenbaarheid van iemands woning wordt in- Nederland
gewaarborgt bij art172 v.d-.grondwet
Bij artikel 138 van het w/etboek van strafrecht kan het weder
rechtelijk binnen dringen.in andermans woning, besloten
lokaal oferf worden gestraft, met een gevangenisstraf
van ten hoogste 6 maanden of 300,- boete.
Met deze wetenschap gewapend zal interpellant het de wethouder
Bociale Zaken niet kwalijk hemen dat hij met het feit als
zodanig niet bekend isv