De voorzitter antwoordt?
"Naar wij vernemen wordt blijkbaar een niet voor woonhuis
bestemde ruimte gebruikt voor bewoning door de zoon van de
heer van Wezel,
Deze situatie is een gevolg van de woningnood. Betrokkene
heeft weliswaar aan het gemeentebestuur van Zevenbergen een
woning aangevraagd doch tot dusver kan aan hem nog geen woning
worden toegewezen. Dit is wel in het vooruitzicht gesteld.
Wij zijn vooralsnog niet voornemens maatregelen tegen deze
bewoning - welke in elk geval van tijdelijke aard is - te
nemen tenzij door het eventueel toewijzen van een permanente
woning.
Het lid van Isselt gelooft dat hier weinig aan te doen is.
Er is niets aangevraagdmen heeft dus ook niets verboden.
Spreker is van mening dat hij toch ook zelf in zijn eigen
schuur kan gaan wonen indien hij dat wenst.
De voorzitter antwoordt dat dit strikt genomen niet mag. Men
mag geen ruimte bewonen welke niet als zodanig voor woonruimte
bestemd is.
Het lid van Isselt informeert of het bewonen van deze ruimte
dan in strijd is met de wet.
De voorzitter antwoordt dat dit strikt genomen inderdaad het
geval is.
Het lid van Isselt is er van overtuigd dat, indien de jongen
straks is geholpen, de ruimte beslist niet langer als woon
ruimte in gebruik zal blijven.
Wethouder van de Watering merkt op dat er in de loop van de
avond vrij veel aanvallen gedaan zijn op het college. Aangezien
hij van dit college deel uitmaakt zou hij aan het slot van
de interpellatie gaarne het navolgende zeggen?
Op dinsdag '24 mei 1966 verzocht het lid van uw raad dhr.
Roosenboom verlof, te mogen interpelleren omtrent een 4 tal
omschreven punten.
Onder recht van interpelleren verstaat men het recht der volks
vertegenwoordiging om aan de regering vragen te stellen,
waaruit volgt de verplichting daarop hetzij mondeling hetzij
schriftelijk te antwoorden.
De interpellatie kan naar nederlands gebruik beëindigd worden
door een motie. Een motie waarop ik; en naar ik mag veronder
stellen collega v.Wezel naar verlangen, hoewel de jongste
gemeenteraadsverkiezing heeft bewezen dat het Halsterse volk
geen prijs stelt op aktiviteiten die persoonlijke antipathiën
dirigeren in een vlak waar zij niet thuis horen.
Wat er na 24 mei, dus de dag waarop U raad besloot de inter
pellatie aan te houden om de desbetreffende wethouder gelegen
heid te geven zijn antwoord te bereiden, vindt zijn gelijkenis
in de nederlandse geschiedenis niet
Aangezien in het interpellatie verzoek van Roosenboom een
2 tal zaken zijn aangesneden die wel zo primair in de
sociale sector thuis horen, kan ik als desbetreffend wet
houder niet volstaan met uitsluitend te verwijzen naar
het overgelegde schriftelijke antwoord.
Als de wethouders in het geval de houten woning konsekwent
vasthouden die tijdelijke bewoning toe te staan dan doet
zij dat wel overwogen en met inachtneming van het algemeen
belang. 1