m
2.8
-9-
Het lid Roosenboom stelt de navolgende vraag;
Mijnheer de voorzitter,
In de commissievergadering van de ruimtelijke ordening is door
mij gevraagd om de bestaande vuilnisstortplaats te sluiten i.v.m.
de volksgezondheid.
Er zijn reeds een stal met varkens het slachtoffer geworden en
er moeten nu maatregelen worden getroffen, om dit in de toe
komst voor mens en dier te voorkomen.
Thans verneem ik tot mijn verontrusting dat het college een
vuilnisstortplaats op het terrein nabij de Kijkuit - weer in
de nabijheid van woningen - wil inrichten.
Ik vrees dat de inwoners van Lepelstraat hierdoor veel schade
en hinder zullen krijgen."
Ik hoop dan ook dat het college een betere plaats aanwijst.
De voorzitter antwoordt"Op 28 december j.l. is door ons college
besloten maatregelen te treffen om de vuilnisstortplaats over
te brengen naar de percelen, eigendom van de heren K.van
Wezel en L.Luijks nabij de Kijkuit en bij de n.v.KIeiwaren-
fabrieken G.de Leeuw in gebruik voor het delven van leem.
Om ook de belangen van belanghebbenden veilig te stellen
zal eerst voor deze vuilnisstortplaats een hinderwetsvergunning
worden aangevraagd.
Ook weid besloten met de betrokken eigenaren en de n.v.Klei-
warenfabrieken G.de Leeuw, een overeenkomst te treffen waarin
de rechten en plichten van beide partijen zullen worden
vastgelegd.
Eerst nadat een en ander zijn volledig beslag zal hebben ge
kregen, alsmede door uw raad zo nodig voor de inrichting van
de vuilnisstortplaats het benodigde krediet beschikbaar zal
zijn gesteld, zal de verplaatsing eerst een feit kunnen worden.
Naar onze mening is deze aangelegenheid te vroegtijdig in de
openbaarheid getrokken.
Wij stellen Uw raad dan ook voor deze aangelegenheid verder
aan het beleid van ons college over te laten.
Wij willen uw raad hierbij gaarne de verzekering geven dat
met de belangen van omwonenden ernstig rekening zal worden
gehouden, en zo nodig naar een andere stortplaats zal worden
uitgezien."
Het lid Roosenboom informeert waarom deze zaak te vroeg in de
openbaarheid getrokken zou zijn.
De voorzitter antwoordt dat voor een vuilnisstortplaats door
het gemeentebestuur een hinderwetsvergunning wordt aange
vraagd. De mensen die bezwaren in kunnen dienen krijgen van
het gemeentebestuur allen persoonlijk bericht. Dat ze nu
uit de krant reeds hebben vernomen dat ter plaatse een vuil
nisstortplaats kan komen is niet de bedoeling van het col
lege geweest.
Het lid Roosenboom meent uit het antwoordt van de voorzitter
te moeten opmaken dat de raad de zaak hiermede delegeert
aan het college. cum
De voorzitter antwoordt dat het inderdaad zo is, behalve
het uittrekken van het nodige crediet.
Het lid Roosenboom informeert of het dan zo bezwaarlijk is
deze zaak straks nogmaals bij de raad ter tafel te brengen.