-4- 60e wijziging van de gemeentebegroting 1962 (personeels^ kapitaals-_en övirïgë~matêrïilë"ïastën) Het lid Moerbeek is verbaasd hier te horen, dat er 25.000,-- in het studiefonds is gestort. Hij zit zelf in deze commissie en weet hier niets van. Door deze commissie zijn een paar gevallen behandeld maar overigens is er niets gedaan; hij is er bang voor, dat deze commissie een'doodgeboren kindje is. De voorzitter zegt, dat de. commissie betreffende het studiefonds wel functioneert, doch gebrekkig. Hij kan de klacht van het lid Moerbeek volledig onderschrijven. Hij wil echter voorop stellen, dat men een grote waarde moet hechten aah dit fonds en omdat de middelen het nu toelieten heeft men 25.000,-- in dit fonds gestort. Het lid Moerbeek zou wel iets meer inzicht in de totale materie betreffende dit fonds willen hebben. De voorzitter zegt, dat het nodig is, dat er wat meer leven in de brouwerij komt en dat het daarom nodig zal zijn enkele stimulerende injecties te doen verrichten. Het zal volgens hem nodig zijn om met de ambtenaar van de-secretarie, diedaartoe is aangewezen, de heer Coppieters, regelmatig aan tafel te zitten. De voorzitter zegt toe deze zaak nader te bekijken om zodoende het studiefondsverder van de grond te krijgen. Het lid van Elzakker betreurt het, dat dit voorstel niet van de commissie komt; het was een kleinigheid geweest om deze zaak eerst in de commissie te bespreken. De voorzitter antwoordt, dat bij het opmaken van de balans van 1962 deze storting in het fonds mogelijk is gebleken en in feite buiten de werkzaamheden van de commissie valt. Het zou ook voorbarig zijn de commissie met deze storting te verblijden aangezien deze nog door gedeputeerde staten moet worden goedgekeurd. Het lid van Isselt is van mening, dat in het algemeen meer aandacht besteed moot woraen aan de diverse commissies. Commissies worden wel steeds benoemd maar ze worden niot altijd tijdig ingelicht, Het lid Haverbock deelt mede, dat hij ook lid is van deze commissie. Hij wil de mening van het lid Moerbeek niet bestrijden doch hij kan er wel aan toevoegen, dat het studiefonds een vrij ingewikkelde zac1 is. Zowel het rijk als de provincie en de gemeente kunnen uitkeringen doen. Men heeft hier in de praktijk grote steun gehad van de man uit het onderwijs, die wetstechnisch en praktisch de gevallen goed be studeerde en voorbereidde. Hij meent, dat een woord van dank voor deze bekwame secretaris van de commissie wel op zijn plaats is. Zijns inziens is er inderdaad gedaan wat gedaan kon worden. Het lid van de Watering meent, dat de gehele gang van zaken onbe vredigend werkt. 1 februari is de fatale datum van aanvraag en op 1 september beginnen de leergangen; de commissie zou dus voor 1 september moeten beslissen of men al of niet voor een uitkering in aanmerking komt dan weten de candidaten tenminste waar zé aan toe zijn. Dit is belangrijk omdat er mensen zijn, die hun studie afhan kelijk stellen van het al of niet verkrijgen Van een studiebeurs. Het lid van Elzakker acht het een grote hinderpaal, dat de commissie steeds moet wachten op een door aanvrager gedaan verzoek om een studiebeurs bij de provincie. Hij is er bovendien niet zeker van of dit besluit de goedkeuring van gedeputeerde staten zal verkrijgen, gezien de vroegere ervaringen. De voorzitter zegt, dat dit te proberen is en mocht het de goedkeuring niet krijgen dan zal er later alsnog een begrotingswijziging komen. Hierna wordt zónder hoofdelijke stemming conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1963 | | pagina 39