De voorzitter antwoordt, dat er wèl een begroting met betrekking tot de oprichting van de stichting is opgemaakt. Deze kosten worden door de 4 grote gemeenten betaald. Verder kan spreker niets toevoegen aan het voorstel. Het enige, wat hij kan aanraden is, dat de raad aan de stichting adhesi betuigt. Persoonlijk is hij er een groot voorstander van. Het lid van Elzakker heeft geen bezwaren tegen het bedrag, dat de gemeente straks zal moeten gaan betalen, wanneer de stichting eenmaal een feit is geworden. Het bevreemdt hem echter wel, dat juist de burgemeesters van de 4 grote gemeenten in het bestuur van de stichting zitting hebben. Waarom is in het bestuur geen burgemeester van een kleine gemeente, die ook zeer veel bemoeiingen met de stichting zal hebben, opgenomen. De voorzitter deelt mede, dat behalve de 4 genoemde burgemeesters ook een afgevaardigde van de 3 burgemeesterskringen van West-Brabant in het bestuur zitting zal hebben. Langs deze weg zal dus zeker een burgemeester van een kleine gemeente in het bestuur zitting kunnen krijgen. Het lid van der Weegen kan de woorden van het lid van Elzakker onderschrij. ven. Daarbij wil hij met klem de nadruk leggen op het woord "samenwerking" dat in het voorstel wordt gebruikt. Hij hoopt, dat inderdaad een goede gezonde samenwerking tussen de gemeenten onderling tot stand zal komen en niet, dat de kleine gemeenten door de grote worden opgeslokt of af gebroken. Hij zou verder gaarne zien, dat in het bestuur een burgemeester zitting heeft, die direct met deze kwestie te maken heeft en vaker met soortgelijke zaken is geconfronteerd. Hij denkt in deze aan de burgemeeste: der gemeente Halsteren. Het gaat hier thans om de welvaart van West-Brabun da.arom zal hij voor het voorstel stemmen. De voorzitter zegt, dat het hier alleen gaat om de welvaart van 'West-Bra bant; dit is het belangrijkste van deze aangelegnheid. Dit gebied is te weinig ontsloten, hetgeen vooral tot uitdrukking komt in de werkloosheid cijfers, pendel etc. Elke poging om hieraan een einde te maken moet worden toegejuicht. Het lid Moerbeek kan ook niet anders dan dit streven in groot verband steunen. Door onderlinge samenwerking is het misschien mogelijk meer industrievestiging in West-Brabant te krijgen. Het lid Baartmans leest in het voorstel van burgemeester en wethouders, dat, gezien de huidige economische structuur de ontwikkeling in Zuid- West-Brabant moet plaats vinden. De voorzitter wijst er op, dat er staat, dat de ontwikkeling het sterkst in dit gebied zal moeten plaats vinden. Het lid Baartmans wil hieruit concluderen, c.at de gemeente Halsteren geen ontwikkelingsgebied is. voorzitter kan op deze conclusie met ja en neen antwoorden. De gemeente Halsteren ligt tegen het ontwikkelingsgebied aan; de praktijk zal uitwijzen, dat de grensgemeenten hiervan ook hun vruchten zullen plukken. Vele Halsterenaren blijven toch in de gemeente Bergen op Zoom werken. Het lid van der Weegen zou veel liever zien, dat elke gemeente zijn eigen industrie aantrok. Door aan de voorgestelde gang van zaken adhesi te betuigen, wordt de ene gemeente opgeofferd aan de andere. Deze ontwikke ling heeft de gemeente Halsteren al meegemaakt. Om hieraan nu paal en perk te stellen zou spreker juist een burgemeester van een kleine gemeente in het bestuur willen zien. Spreker is niet gesteld op iets groots. De industrievestiging kan daarom toch evengoed wel in onderling overleg ge schieden. Hiermede zullen de belangen van West-Brabant ook zeker gediend zijn. Spreker wil niets over de doelstellingen van de nieuwe stichting zeggen; hij neemt aan, dat deze door en door gezond zijn, maar toch is hij er een voorstander van, dat iedere gemeente moet blijven wat die is; daarmede is bevolking van West-Brabant ook zeker gediend.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1960 | | pagina 47