?JT -11- Het lid Nuijten informeert of het antwoord, dat het college geeft hij volgnummer 270 van hoofdstuk VI van de begroting van de Algemene Dienst betrekking heeft op de riolering aan de Halsterse?/eg. Zo ja, dan is hij hiermede niet content. De voorzitter deelt mede, dat hij nog niet de overtuiging heeft, dat de riolering ter plaatse zo uitgevoerd kan ?*rorden als thans in de bedoeling ligt. Misschien zal hier in verband met de opmerking van de Rijkswater staat eerst nog een andere voorziening moeten worden getroffen. Het lid van der Weegen betrekt xegelijk bij deze kwestie de riolering, die ligt in de Rozenstraat, Tuinstraat e,o, Enkele jaren geleden heeft hij ook op deze zaak gewezen, daar de situatie aldaar hopeloos is. Hij meende, dat de rioleringskwestie daar voldoende was opgelost, maar dit bi:jkt niet het geval te zijn. Het lid Lodders vraagt of hier soms sprake is van een open riool. Het lid van der Weegen antwoordt bevestigend. De stank op de plaats waar het open riool uitmondt, is ondragelijk. De voorzitter zal deze zaak nader onderzoeken. Het lid Huijten vindt het bedrag, dat de gemeente jaarlijks aan Bouw en Welstandstoezicht te Breda betaalt erg hoog (volgnummer 210, hoofdstuk V, Algemene Dienst). Naar zijn mening zou dit geld beter besteed zijn, als het voor andere doeleinden werd uitgegeven. Hij zou voor de beoordeling van de plannen een stedebouwkundige willen inschakelen, als de gemeente hieronder niet vandaan kan. Dit zal de gemeente voordeliger uitkomen. De voorzitter zal eerst het een en ander in deze willen onderzoeken; ook de consequenties, die hieraan verbonden zijn zullen moeten worden bekeken, In ieder ge' al kan hij wel zeggen, dat gedeputeerde staten or niet mede akkoord zullen gaan, wanneer de gemeente de uit te voeren plannen van te voren niet door een deskundige of een deskundig bureau laat beoorde len. Het lid Lodders informeert in hoeverre gedeputeerde staten met deze zaak worden geconfronteerd. De voorzitter deelt mede, dat gemeenten een gemeenschappelijke regeling met Bouw- en Welstands/kebben aangegaan. Wanneer de gemeente nu wil uittreden dan zal dit eenw ijziging van de gemeenschappelijke regeling in-houden, die volgens de wet de goedkeuring van gedeputeerde staten moet hebben. toezicht GASBEDRIJF. Het lid Baartmans dacht, dat het gasbedrijf thans wel die capaciteit had en het personeel wel in deze materie voldoende was ingewerkt en deskundig, dat het niet langer noodzakelijk is, dat de gemeente Bergen op Zoom de supervisie over het gasbedrijf van Halsteren houdt. Ook uit bezuinigings overwegingen zou hij dit willen voorstellen, voorzitter antwoordt, dat volgens de gemeenschappelijke regeling de gemeente per 1 september i960 deze regeling kan opzeggen tegen 1 september 1961. Het lid van Isselt wil van het gasbedrijf een zelfstandig bedrijf maken. Er zijn nog nimmer klachten over het gasbedrijf binnengekomen. Hieruit mag men dan toch wel afleiden, dat de adjuct-opzichter in staat is om het gasbedrijf te leiden. Verder 2cu hij willen voorstellen om de gas fitter van Overveid als vaste werkman bij het gasbedrijf in te scho,kelen. Deze heeft toch een dagtaak bij dit bedrijf en is deskundig. De voorzitter antwoordt, dat van Overveid thans weer bij de dienst Openbare Werken is ingeschakeld, daar er thans bij het gasbedrijf voor twee personen geen werk is. Daarbij komt nog dat hierdoor het gasbedrijf te zwaar wordt belast, hetgeen tot uitdrukking zou kunnen komen in do tarieven inzake gasverbruik. Deze zullen onherroepelijk stijgen.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1960 | | pagina 35