-3-
Het lid Moerbeek zegt het volgende:
"Meneer de voorzitter,
Om mijn standpunt in deze kwestie te verklaren en mijn stem, die tegen
het voorstel van Burgemeester en wethouders zal zijn, te motiveren, moet
ik even terugtreden in het jongste verleden.
Toen wij in juli 1958 het voorlopig voorstel van gedeputeerde staten van
Noord-Brabant tot wijziging van de grens tussen onze gemeente en Bergen
op Zoom kregen voorgelegd, hebben wij dit willen bezien in het licht van
de toekomstige ontwikkeling, zoals die voor westelijk Noord-Brabant werd
gedacht. En ofschoon onze raad in genen dele overtuigd was, dat deze
ontwikkeling die vaart en die vorm zou krijgen, zoals dat in het voor
lopig plan van gedeputeerde staten als verwachting werd uitgesproken, is
onze raad in meerderheid toch zo ver mogelijk gegaan in haar bereidheid
tot medewerking. Medewerking aan plannen, waaraan voor de streekwelvaart -
en dus ook voor onze gemeente - belangrijke perspectieven zo,ten.
Ik zei U reeds, meneer de voorzitter, de raad is toen zo ver mogelijk
gegaan! Als individueel Halsters burger hadden we toen kunnen zeggen en
misschien ook graag gezegd: "Geen man en geen meter!" Maar als verant
woordelijk bestuurdermet grote zorg ook voor de toekomstige levenskansen
van de Westbrabantse mens in het algemeen en van onze eigen bevolking in
het bijzonder, hebben wij de rechtmatige aspiraties van Bergen op Zoom,
om de haar toegedachte plaats in de geplande ontwikkeling van West -
Brabant te kunnen innemen, niet willen tegenwerken.
Hoever we echter in onze bereidheid tot gebiedsafstand konden gaan, zonde
dat onze eigen gemeente de levensvatbaarheid ontnomen werd, hebben wij
na rijp beraad en aan de hand van gedegen rapporten van prominente deskun
digen vastgesteld. Hierbij waren we eenstemmig tot de conclusie gekomen,
dat - willen Y/ij het verzorgingspeil in onze gemeente op een redelijk
niveau kunnen handhaven, enkele wezenlijke veranderingen in het voorstel v
gedeputeerde staten aangebracht zullen moeten worden en v/el:
1, minder ingrijpende grenswijziging wat betreft de Noordgeest en
2. de overgang van de gehele stichting "Vrederust" van Bergen op Zoom naar
Halsteren.
Dat de nieuwe nota van gedeputeerde staten onze ongetwijfeld zeer rede
lijke wens inzake de Noordgeest niet heeft opgenomen, stelt ons zeer te
leur, meneer de voorzitter. Juist omdat geen enkel streekbelang afstand
van dit gebied eist. Want, meneer de voorzitter, wanneer we de toelichting
lezen op het voorlopige voorstel tot grenswijziging van juli 1958 en de
toelichting op de ontwerp-regeling van nu, dan wordt geen enkel nieuw
argument aangevoerd, dat tot verandering in onze zienswijze inzake het
deel Noordgeest zou kunnen leiden. In deze overtuiging weet ik mij ge
sterkt door het nieuwe advies van Prof.Wieger Bruin, dat bij de stukken
ter inzage lag en waarin deze stec.ebouwkundige opnieuw tot de conclusie
komt, dat Bergen op Zoom uit stedebouwkundig oogpunt geen enkele dwingen-
de behoefte heeft aan dit deel van de Noordgeest. Integendeel: hij be
toogt op redelijke gronden, dat door Bergen op Zoom door een verantwoor
de opvoering van zijn bebouwingsdichtheid verkregen kan Y/orden:
1. een belangrijke besparing op Bergen op Zoom'suitbreiding en
2. een zeer belangrijk oppervlak ze ïr goede tuinbouwgrond in stand kan
blijven, met tegelijk als resultaat, dat Halsteren daardoor een gave,
bestuurskrachtigelandelijke gemeente zou blijven.
Naar zijn mening is dan ook de voorgestelde grens, wat betreft de Noord
geest niet aanvaardbaar. En dat is ook mijn overtuiging, meneer de voor
zitter. Daarom meen ik te moeten persisteren bij het in 1958 genomen
besluit, wat dus nu betekent: mindnr gebiedsafstand aan Bergen op Zoom
v/at betreft de Noordgeest en meer gebieds-bijvoeging aan Halsteren inzake
de Stichting Vrederust dan in het Dhans voorgelegde plan van gedeputeerde
staten is gesteld.