Maar de mensen nabij De-Beeklaan hebben de aanleg van de rio lering zelf betaald; deze kosten waren verdisconteerd in de grondprijs per m2. Het lid van Isselt leest uit het voorstel, dat de eigenaren van bebouwde percelen, die liggen langs onverharde verlichte wegen, 5fo belasting meer moeten gaan betalen. Hierdoor komt het belas tingpercentage van gebouwde eigendommen aan onverharde verlichte wegen gelijk te liggen met het percentage van gebouwde eigen dommen aan verharde verlichte wegen. Hij vindt"dit onbillijk. De voorzitter wijst er op, dat gedeputeerde staten in hun brief, waarbij wordt aangedrongen tot belastingverhoging, ook de in voering van een baatbelasting voorstellen. De invoering van deze belasting is al vaker in een raadsvergadering ter sprake geweest °.a. bij het beschikbaarstellen van krediet voor de recon structie van zandwegen. Eenmaalzyn toen de straatbelastingper centages verhoogd. Deze verhoging stond toen lang niet in ver houding tot de baat, die de mensen van deze verbetering hadden. Burgemeester en wethouders hebben gemeend niet verder te moeteri^^ gaan, dan tot verhoging van de straatbelasting en invoering van een afzonderlijke rioolbelasting. Deze laatste bestond vroeger ook al, maar was geïncorporeerd in de straatbelasting. Het is tooh een gerief voor iedere inwoner van de gemeente, dat er al leen maar verharde wegen in de gemeente aanwezig zijn. Bijna alle wegen zijn in de gemeente verhard. Het lid van Isselt kan zich er niet mede verenigen, dat het straatbelastingpercentage voor onverharde wegen met 3wordt verhoogd en het-percentage voor verharde wegen slechts met 1 fo. De voorzitter licht toe, dat gedeputeerde staten uitgaan van 10/O van de belastbare opbrengst van gebouwde eigendommen en van 5/° voor ongebouwde eigendommen. Zij maken geen onderscheid of deze eigendommen aan verharde of onverharde wegen liggen. Daarom heeft het gemeentebestuur naar een middenweg gezocht en het hoopt, dat gedeputeerde staten hiermede akkoord gaan. Het lid van Isselt concludeert hieruit, dat de beide percenta ges thans 9?0 worden. Devoorzitter wijst op artikel 4 van de verordening, waaruit blijkt hoe de berekening thans geschiedt. fP Het lid Dodders had dit voorstel eerder op tafel verwacht. Dit is het begin der smarten; want als deze weg bewandeld moet worden om_de uitgaven van het Rijk te drukken, dan is het eind nog niet in zicht. Een tijd geleden heeft hij hierop ook al ge attendeerd. Wanneer inderdaad de verhoging van de plaatselijke belastingen afhankelijk gesteld moet worden van het tekort op de gemeente-begroting dan zou hij met de behandeling van dit voorstel willen wachten tot en met de behandeling van de begro ting 1961. De verhoging kan dan zodanig zijn dat het tekort op de begroting is gedekt. De begroting is toch maar een raming en de bedragen derhalve niet bindend. De voorzitter kan zich in zoverre hierbij aansluiten, als zou blijkendat de uitgaven voor het jaar 1961 gunstiger of gelijk zouden zijn aan de jaren 1960 en 1959. Dit zal wel niet het ge val zijn. Elk jaar gaan de uitgaven omhoog. De begroting voor het jaar 1959 en 1960 zijn door gedeputeerde staten goedgekeurd onder voorwaarde, dat de belastingopbrengst wordt verhoogd. Gedeputeerde staten suggeren zelfs om de belastingverhoging m.i.v. 1960 te doen ingaan. Deze belastingverhoging zou al nood zakelijk geweest zijn om de begroting 1960 sluitend te' kunnen krijgen. Het lid Lodders informeert;of' de tekorten niet van de reserves kunnen worden afgeschreven.

Raadsnotulen

Halsteren: 1960-1996 | 1960 | | pagina 116