17 Het is met name het gemak waarmee het tekort wordt afgewenteld op de burgers in de regio, naar rato van het aantal burgers wordt dan de gemeente aangeslagen om deel te nemen in het verlies. Het gemak daarvan heeft het CDA geïnspireerd om in de commissie voor te stellen de regionale milieudienst te verwijzen naar de diverse banken in bijvoorbeeld Roosendaal en Bergen op Zoom en daar gebruik te maken van bedrijfsmatige leningen zoals dat in omgevingen waar bedrijfsmatig wordt gewerkt erg vaak wordt gedaan. Het is een beetje ongebruikelijk maar het kan niet zo zijn dat alle nadelen zonder meer worden afgewenteld op de burgers. Duidelijk moet zijn dat de lasten van een dergelijke lening niet in het komend jaar in de bijdragen van het komend jaar van de gemeenten zijn terug te vinden want dan zijn we er nog niks mee opgeschoten. De heer Van der Spek heeft er geen behoefte aan om de hele historie van de regionale milieudienst naar voren te brengen. Wel vindt hij het een hele goede vondst om in plaats van die tekorten te verrekenen met de gemeenten met een bepaald bedrag per inwoner, om een lening te sluiten. Door een dergelijke lening te sluiten dwing je de regionale milieudienst om efficiënt te werken. Zo kun je ook bij de eindbalans van de milieudienst beoordelen of zij daar hun best in gedaan hebben. Dan zijn zij ook binnen een paar jaar weer van die lening af. Het is een veel betere aanpak om de verantwoording daar te leggen waar die moet liggen. Dus niet afwimpelen op de gemeenten. De heer Van de Merbel zegt dat de evaluatienota van de regionale milieudienst op 8 november 1994 ten gemeentehuize is ontvangen. Het heeft echter tot 11 maart 1995 geduurd voordat de commissie voor Ruimtelijke Ordening en Milieu werd geïnformeerd door het college. De voorzitter zegt bij interruptie dat het niet de bedoeling is dat de commissievergadering R.O.M. helemaal wordt overgedaan. Zijn fractiegenote heeft tijdens de commissievergadering deze opmerkingen al geplaatst. Natuurlijk is het zo dat de commissievergaderingen niet worden uitgezonden en de raadsvergaderingen wel. Als nu de commissievergadering nog eens wordt overgedaan dan heeft het ook geen zin als van iedere fractie in de commissie een lid zit. De heer Van de Merbel is ook niet van plan om die commissievergadering nog eens over te doen maar vindt wel dat zijn opmerking van zojuist nog wel eens een keer onder de aandacht mag worden gebracht. Door de gevolgde procedure worden niet ervaren commissieleden, slechts drie dagen voor de commissievergadering geconfronteerd met een grote hoeveelheid leesstof. Dit draagt zeker niet bij aan een weloverwogen en breedgedragen advisering. Hij weet dat zijn fractiegenote in de commissie woorden van deze strekking heeft gesproken alleen de beantwoording daarvan vond hij wat minder geslaagd. Hij denkt dat het niet past om te antwoorden dat als men het niet zo goed weet men daar maar moet luisteren. De voorzitter maakt bij interruptie ernstig bezwaar tegen deze opmerking. Zo heeft zij dat niet gezegd. De heer Van de Merbel zegt dat het woorden van gelijke strekking waren. De voorzitter blijft bij haar opmerking dat het zo niet gezegd is. Zij zegt dat naar aanleiding van vragen binnen het Streekgewest door de fractie Bergen op Zoom een heroverweging heeft plaatsgevonden en later nog eens een bijstelling. Tot aan 9 maart toe zijn er nagezonden stukken ontvangen over deze zaak die een totaal ander licht op de zaak wierpen dan de evaluatienota die er eind vorig jaar lag. De heer Van de Merbel wil vervolgens dit punt graag afronden. Hij herinnert zich dat hij zelf in januari nog gevraagd heeft iets te laten zien over de evaluatienota. Dat waren onder meer de vragen die de

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1995 | | pagina 56