11
opzichte van winkeliers. En dan bedoelt hij alle winkeliers, niets
uitgezonderd. Overigens denkt hij dat het ook van belang is dat het
belang van de consumenten zwaar laten meewegen. Hij denkt dat dat belang
ook gediend is met een zaak als de Cash Carry. In een notedop heeft hij
hiermee voldoende gezegd. Hij is ook bar ongelukkig met de brieven.
De heer G. de Vos merkt op dat er al heel wat gezegd is. Waar het hier
in feite omgaat is de aanvraag voor een verbouwing. Een aanvraag op grond
van de Woningwet. Aan de hand daarvan zal dat dus ook getoetst moeten
worden. De woningwet kent een aantal criteria, bestemmingsplan,
modelbouwverordening. Daarop zal getoetst moeten worden. De brief van
punt 11, de winkeliersvereniging, is qua strekking een kopie van de brief
die gezien is op het moment van de vergunning voor een avondwinkel. Op
zich best begrijpelijk., Toen is ook al gezegd dat argumenten van
economische motieven eigenlijk niet aan de gemeenteraad zijn om over te
beslissen. Hij denkt dat het college de aanvraag gewoon moet behandelen
op grond van de woningwet. Daar komt nog bij dat er natuurlijk
verbouwingen noodzakelijk zijn op grond van onder meer de Arbo-wet. Als
dat dan niet helemaal past binnen het bestemmingsplan zal er overlegd
moeten worden hoe dit opgelost kan worden. Dat is de weg die het college
moet bewandelen.
De voorzitter zegt hier lang of kort bij stil te kunnen staan. Niet aan
de orde is de behandeling in beroep van de bouwaanvraag. Aan de orde is
de beantwoording van een tweetal brieven. De heer Van der Spek zegt dat
de verbouwing moet plaatsvinden op basis van de Arbo-wet. Die
verbouwingen op grond van de Arbo-wet willen niet zeggen dat daar
bestemmingsplannen gewijzigd zouden moeten worden. Zij ontkent ten
stelligste dat er toestemming verleend zou zijn. Heel nadrukkelijk is
gesteld dat de zaak zou worden bekeken en dat er aan die en die
voorwaarden zou moeten worden voldaan.
De heer Van der Spek merkt bij interruptie op niet gezegd te hebben dat
er toestemming was. Hij heeft gezegd dat het college aanvankelijk heeft
toegezegd mee te zullen werken aan een artikel 19-procedure.
De voorzitter zegt dat dat dan alleen zou gebeuren als aan een aantal
voorwaarden voldaan zou worden en aan die voorwaarden is niet voldaan.
Dat heeft de heer Kooiman ook nog een keer in een brief neergelegd, dat
hij aan die voorwaarden niet wenste te voldoen. Ook dat staat in die
correspondentie.
Overigens vindt zij dat het vanavond te ver gaat. De beantwoording van
die brieven zoals die er nu liggen gaan zo uit. De heer Kooiman heeft het
recht een bouwplan in te dienen en het college is geroepen op die
bouwplannen een beslissing te nemen. Als die beslissing niet brengt wat
de heer Kooiman er van verwacht had dan staan daar de wettelijke
procedures voor open, ook voor de heer Kooiman. Het voert te ver om op
alle punten in te gaan die vanavond naar voren zijn gebracht. Die zullen
ongetwijfeld bij de bouwvergunning aan de orde komen. Nogmaals als men
zegt dat een en ander op grond van Arbo-wet nodig is dan is er voldoende
ruimte in de gebouwen zelf om sanitaire ruimten te maken en een kantine
te maken. De bedrijfsvoering wordt overigens wel veranderd. Er komen ook
twee aparte segmenten. In het ene segment komen speciaalzaakjes en in het
andere komt de Aldi. Die zijn afzonderlijk af te sluiten en die zullen
ook afzonderlijk bevoorraad worden. Zij wil hier nog wel opmerken dat er
nu al meer aan clandestiene bebouwing staat dan de ruimte die er in het
bouwblok zat. Het is niet zinvol nu op al die aparte zaken in te gaan
omdat deze zaken sowieso al spelen bij de bouwaanvrage te zijner tijd.
De zaak is er mee begonnen doordat de heer Kooiman wijziging van het
bestemmingsplan had aangevraagd. De raad weet hoe het college daarop