10 De voorzitter interrumpeert de heer Van der Spek met de opmerking dat er al vijf brieven van de Cash Carry aan de raad zijn gestuurd. Het is een openbare raadsvergadering en die brieven die aan de raad gestuurd zijn zijn op dat moment openbare stukken en heeft de winkeliersvereniging daar recht op. De heer Van der Spek zegt dat de winkeliersvereniging dan maar naar de raadsvergadering moet komen om te luisteren. De voorzitter merkt nogmaals op dat het hier een ingekomen stuk betreft. Het is geen voorstel van het college aan de raad. Dit is een voorstel van het college aan de raad om een brief te beantwoorden en het gaat niet om een principe-zaak maar puur om de beantwoording van brieven. De heer Van der Spek zegt er nu voldoende over gezegd te hebben. De voorzitter vindt dat ook en geeft vervolgens het woord aan de heer Bienefelt. Deze zegt dat de heer Van der Spek een boeiend verhaal heeft afgestoken. Het lijkt wel op een streekroman met alle facetten en alle soorten van opwinding die je maar kan bedenken. Het C.D.A. heeft ook nog een paar zaken die vragen om belicht te worden. Van de zijde van het C.D.A. eveneens een koppeling van de ingekomen stukken 10 en 11. In eerste instantie wil hij de interpretatie van de brief van de winkeliersvereniging meegeven. Naar de mening van het CDA is het niet zo dat de winkeliersvereniging tegen de vestiging is maar er op aandringt om met name de regels goed toe te passen en uit te voeren. Andere dingen kunnen wel voor de winkeliersvereniging van belang zijn maar daar is de gemeente niet direct partij in. Als de Cash Carry een bouwaanvraag indient moet er volgens het CDA met bestaande mogelijkheden en de spelregels van de ruimtelijke ordeningsvoorschriften gekeken worden wat er wel en niet kan. Er is een bestemmingsplan. De zaken die al gedaan zijn kun je op een millimeter na uitrekenen en nameten. Er is sprake van een bouwblok waarop nog wat te doen valt. Er is een sprake van een niet volgens de regels betrokken pandje voor wat betreft de slijterij. Hij heeft begrepen dat men daar weer uittrekt. Kortom, het is naar het oordeel van het C.D.A. zo dat voor wat betreft de bouwaanvraag van de Cash Carry er gewoon in die zin heel praktisch gekeken moet worden naar wat er wel en niet kan. In de ene hand het reglement van de ruimtelijke ordening en in de andere hand het bestemmingsplan. Het C.D.A. denkt dat dat meer dan genoeg is voor wat betreft de inspanningen van de gemeente. Voor wat betreft distributieplanologische argumenten die lijken in dit stadium nog niet zo relevant. De heer J. de Vos zegt dat hij op bepaalde plaatsen misschien wel in herhalingen valt maar hij heeft alles op papier staan en gooit het er toch maar even uit. "Het antwoord van het college aan de heer Kooiman spreekt u van een ter plaatse geldend bestemmingsplan en later van door gemeente en provincie voorgestaan distributieplanologisch beleid. De fractie van de Vrije Lijst heeft behoefte aan enige uitleg van het bestemmingsplan en dat beleid. Kunt u nu mondeling enige informatie verschaffen of wilt u dit later schriftelijk afwerken of zoals u wilt kunt u het ter inzage leggen in de fractiekamer. Overigens zien wij geen enkele belemmering in de plannen van de Cash Carry om dat daar ons inziens wezenlijk niets verandert in het aanbod van een assortiment en staan wij dus derhalve afwijzend tegenover uw antwoord." De heer Van de Merbel zegt dat er inmiddels al het nodige is gezegd en hij zal zeker niet in herhalingen vervallen. Een paar algemene opmerkingen. Hij vindt dat een overheid in het algemeen en zeker ook de gemeentelijke overheid, zo min mogelijk obstakels moet opwerpen ten

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1995 | | pagina 49