11
De Voorzitter interrumpeert hierop, dat hij gisteren ook een uitvoerig
stuk. waarop de heer Van de Merbel zegt dit uit praktische overwegingen
gisteren te hebben ingediend, daar anders de raad hier vanavond mee gecon
fronteerd zou zijn geworden.
Hij vervolgt met de mededeling dat er nu een hele hoop misbaar gemaakt
wordt, zoals 'we hebben al een minimafonds' etcetera en 'er moet over een
paar maanden maar eens in alle rust over gepraat worden'. Hij zegt het
niet te kunnen afdwingen, maar het kan er bij hem niet in, dat de zaak
nu procedureel vooruitgeschoven wordt. Hij heeft het gevoel dat het in
de harten van de raadsleden niet die plek heeft, die het zou moeten hebben.
De Voorzitter vindt het redelijk arrogant om te zeggen dat het niet de
plek heeft in de harten van de raadsleden, die het zou moeten hebben. Zij
is van mening dat hij niet in de harten van de raadsleden kan kijken. Zij
vindt dat men niet zo met elkaar moet omgaan; eerst iets over de Kerstge
dachte en daarna dat er misbaar wordt gemaakt over het minimafonds. Zij
vraagt zich af waar men dan mee bezig is.
Ook de heer Van de Merbel vraagt zich dat af. Hij zegt de wethouder, die
naar de commissie O.C.S.W. verwijst, dat hij het verslag daarvan wel in
bezit heeft, maar dat daar weinig of niets in staat.
De heer Van den Baard vraagt naar de mogelijkheid de andere leden van de
commissie O.C.S.W. ook bij het overleg te betrekken.
De Voorzitter antwoordt hierop dat het college zich hierover zal beraden.
Vervolgens wordt het voorstel tot vaststelling van:
1. de verordening "Toeslagen en verlagingen Algemene Bijstandswet";
2. de verordening "Premiebeleid ter bevordering van de zelfstandige
bestaansvoorziening"
3. de beleidsnota nABW "Normensystematiek";
4. het beleidsplan nABW "Rechtmatigheid Doelmatigheid";
5. het beleidsplan nABW "Uitstroom"
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
06Voorstel tot intrekking van een aanwijzing tot loco-secretaris.
De heer Van de Merbel zegt dat dit voorstel bij hem nogal wat vragen op
roept, die hij nu echter niet zal stellen. Hij merkt op, dat de heer De
Hoon in 1982 door de raad officieel benoemd is tot waarnemend-secretaris
en niet als zodanig is aangewezen, zoals het voorstel vermeldt. Hij is
officieel benoemd en officieel beëdigd, vandaar dat hij de raad nu voor
wil stellen om bij dit ontslag de gebruikelijke formulering toe te passen
en de heer De Hoon eervol ontslag te verlenen als waarnemend-gemeentesecre
taris en daartoe dient hij een amendement in.
De Voorzitter neemt het amendement in ontvangst en leest het voor:
"Voorgesteld wordt de heer P.J.M. de Hoon met ingang van 1 januari 1996
eervol ontslag te verlenen als waarnemend-secretaris, zulks onder dank
zegging voor de door hem in die functie bewezen diensten".
Zij zegt dat de oude raadsstukken geraadpleegd zullen worden om te bezien
of hij inderdaad is benoemd tot waarnemend gemeentesecretaris.
Het voorstel wordt ondersteund door de heren Van der Spek en Breure. Hierop
zegt zij er geen problemen in te zien de zaak op deze manier af te wikke
len, doch dat betrokkene een keurig briefje zal krijgen. Zij zegt dat het
probleem namelijk is - en dat moet goed worden uitgezocht - dat de heer
De Hoon benoemd of aangewezen is onder de oude gemeentewet. De nieuwe
gemeentewet kent een andere terminologie en het kan zijn, dat de zaken
doorelkaar gehusseld zijn. Zij zegt toe dat dit wordt uitgezocht en indien
nodig aangepast.