6
bouwgrond niet in aanmerking komt voor opnieuw een bouwkavel. De zaken
liggen allemaal niet zo gemakkelijk als het lijkt!
De heer Laros vraagt hierop of de heer Van Dis wel op de lijst van gega
digden stond, waarop de Voorzitter antwoordt dat dat niet uitmaakt, omdat
iedereen zich kon inschrijven tot een bepaalde datum.
Wethouder Niihoff vult hierop aan dat bij de verloting zowel nieuwe aan
melders voor bouwgrond zaten als gegadigden uit de eerste mailing van
160.
De heer Bienefelt vraagt de toezegging van het college dat het straks in
Heijningen wat beter zal gaan, waarop de Voorzitter opmerkt dat het daar
om slechts 5 kavels gaat en iedereen geacht wordt tot 5 te kunnen tellen.
De heer Van der Spek meent uit de toelichting van zowel de Voorzitter als
wethouder Nijhoff te proeven, dat ook al had de familie Vermeulen wel een
uitnodiging voor deelname aan de verloting gekregen, ze in groep twee
terechtgekomen zou zijn, omdat ze geen economische binding met de gemeen
te hadden. Hij vraagt zich af of ze dan überhaupt wel in aanmerking had
den kunnen komen voor een bouwkavel of dat de bouwkavels al vergeven
zouden zijn aan de gegadigden in groep 1.
Naar aanleiding van de antwoorden van het college in eerste termijn merkt
de heer Van de Merbel op dat gesproken is over de dubbele inschrijving
van de familie De Ruiter. Dit is niet verwijtbaar aan de betreffende
familie. Hij wenst niet op alle details in te gaan, want dat zou inbreuk
doen aan de privacy van de betreffende familie. Economische binding heeft
de familie Vermeulen niet, maar van sociale gebondenheid zou wel sprake
kunnen zijn, want in de brief die voor de raad ter inzage lag, wordt
gerefereerd aan het kader van de verzorgende sfeer. Er moet niet gemakke
lijk voorbij gegaan worden aan hetgeen als argument voor inschrijving is
gebruikt. De Voorzitter had het over bevoordelen boven anderen, maar
spreker is van mening dat deze mensen juist benadeeld zijn. De gemeente
kan dit naar zijn mening goedmaken door te erkennen dat er steekjes zijn
gevallen en het goed maken door deze mensen als eerste een kavel aan te
bieden. Blijft het college bij de intentie de brief, zoals die ter inzage
lag, aan de familie te verzenden, dan tekent hij hierbij overwegend
bezwaar aan met name tegen de zinsnede dat de gemeente geen schuld of
grove nalatigheid valt te verwijten. Hij wil hiermee niet zeggen, dat de
gemeente wèl schuld heeft, maar hij heeft niet voldoende kunnen vaststel
len dat het tegendeel daarvan waar is.
De heer Evers zegt dat als hij goed geluisterd heeft dan heeft meneer De
Ruiter destijds een kavel grond gekocht van de gemeente. In die koopakte
zat opgenomen dat hij minimaal 5 jaar daar zou moeten blijven, althans
de woning niet kon ontvreemden. Dan resteert voor hem de vraag, als het
dan allemaal zo dringend is, waarom dan de verlaten woning niet aan zijn
ouders verkocht is. Hij vindt het allemaal wat ver gezocht.
De Voorzitter merkt op dat door de heer Van de Merbel terecht is gezegd
dat met het oog op de privacy een aantal zaken niet vermeld kan worden.
Zij zou willen voorstellen de brief toch aan de familie De Ruiter-
Vermeulen te verzenden. Rest nog de vraag van de heer Van der Spek. Dat
betreft haars inziens een hypothetische vraag, waarop pas een echt ant
woord gegeven kan worden als ze inderdaad mee zouden hebben geloot. Dat
is nu niet aan de orde.
Het feit dat een burger het postgeheim schendt, wil haars inziens niet
zeggen dat de gemeente dat zomaar recht kan breien, die bevoegdheid heeft
de gemeente niet.
De heer Van de Merbel geeft nogmaals aan tegen verzending van de brief
te zijn, vanwege die reeds door hem genoemde zinsnede over schuld.
Ook de heer Van der Spek deelt mede dat zijn fractie hier tegen is.