Hij denkt dat het een stimulans is als bij de bedrijven ook papier
opgehaald wordt. Dat zijn immers behoorlijk wat kilo's in één keer op één
adres. De verenigingen werken al voor een schijntje, daar moet niet al te
moeilijk over gedaan worden.Als er teveel tegenwerking is, geven de
ophalers er misschien de brui aan. Dan is het middel erger dan de kwaal.
De heer Van de Merbel merkt op dat hij niet op de opmerking ingaat, maar
dat deze geplaatst wordt in de derde of vierde termijn van de discussie
over dit onderwerp.
De voorzitter stelt dat de heer Van de Merbel in de vierde termijn is,
terwijl de heer Breure in de eerste termijn reageerde. De heer Van de
Merbel is het hiermee niet eens.
De voorzitter vraagt of er nog meer opmerkingen over de notulen zijn.Dit
is niet het geval. De notulen worden vastgesteld met dank aan de maker.
Ingekomen stukken en mededelingen
De voorzitter loopt de stukken door.
De heer Van de Merbel bemerkt ten aanzien van punt zeven - een schrijven
van het Werkvoorzieningsschap West Noord-Brabant inzake de verkoop van het
pand Stationsstraat 38-38a te Roosendaal - dat dit pand vorig jaar door
het schap is aangekocht en dat de aankoopkosten toen f 365.000,--
bedroegen. Het schap laat nu weten dat het pand aan een particulier is
doorverkocht voor f 242.500,--. Het verschil is f 122.500,--. Dat zijn dus
de grondkosten van de extra parkeergelegenheid bij het schapskantoor. Dat
is een niet gering bedrag voor twintig parkeerplaatsen. Hij heeft een
tweetal vragen. Ten eerste: is er een taxatierapport van een beëdigd
deskundige gehanteerd bij het bepalen van de koopsom. Ten tweede: waarom
is het pand onderhands verkocht en niet bij openbare inschrijving.
De voorzitter antwoordt dat het Werkvoorzieningsschap aan de raden van de
24 aangesloten gemeenten mededeling doet aan de gemeenteraden. Wat er aan
stukken was, heeft ter visie gelegen. Er is geen beëdigd rapport van een
deskundige - dit was anders ter visie gelegd - en waarom de zaak
onderhands verkocht is, heeft te maken met het beleid van het bestuur van
het Werkvoorzieningsschap West Noord-Brabant.
De heer Van de Merbel meent dat met "het bestuur" ook de gemeenteraad
bedoeld wordt. Hij stelt de vraag aan het college omdat er uit het college
iemand door de raad is aangewezen als vertegenwoordiger in het bestuur.
In wezen zijn de vragen dus gericht aan het college. Hij veronderstelt dat
het antwoord op zijn vragen door het college verkregen kan worden. Hij
herinnert eraan dat het schap in belangrijke mate met gemeenschapsgeld
werkt. Zeker bij dit soort transacties dient zorgvuldig gehandeld te
worden. Daar hoort zijns inziens geen onderhandse verkoop bijToen de
aankoop van het pand op 14 december 1992 in het schapsbestuur behandeld
werd, werd door de voorzitter aan de vergadering meegedeeld dat het pand
zo snel mogelijk weer verkocht zou worden en dat er al een potentiële
koper was. De indruk zou kunnen ontstaan dat het dagelijks schapsbestuur
niet geheel objectief gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het
pand te verkopen. Hij verzoekt het college een en ander te onderzoeken en
hem te informeren over de resultaten van dat onderzoek. Hij begrijpt dat
de heer De Jong - het vertegenwoordigende bestuurslid - niet aanwezig is,
zodat er geen directe reactie mogelijk is.
De voorzitter vindt het achteraf stellen van dergelijke vragen niet
zinvol. Het pand is doorverkocht.
De heer Van de Merbel is van mening dat er verantwoording afgelegd dient
te worden.
De voorzitter rangschikt de vragen onder het hoofdstuk werkverschaffing.
Niemand schiet er nog iets mee op.
De heer Van de Merbel laat deze interpretatie voor rekening van de
voorzitter maar wil duidelijk stellen dat hij eraan hecht dat er controle
uitgeoefend wordt.