12
De heer De Vos zegt dat de toevoegingen die de voorzitter opnoemt, wat zijn
fractie betreft, accoord zijn. Verder zegt hij dat de raad natuurlijk geen
grond heeft om aan te nemen dat de familie Bom daar andere activiteiten zou
gaan ontplooien. Als men nu echter kijkt naar Cash en Carry, waar sprake was
van gelegaliseerde detailhandelsactiviteiten in een schuur en waarbij na
overname door een andere eigenaar de vestiging van een grote supermarkt niet
meer tegengehouden kon worden.
Dit winkeltje waar het nu om gaat is heel klein. Dat wil hij graag ook zo
houden. Dit geval is niet te vergelijken met de aanvraag van Jongmans en van
de Pr. Margrietstraat.
De heer Van der Spek merkt op dat de voorzitter zojuist kwam met het verhaal
over de Raad van State waar het college het pleidooi had gewonnen. Dat
klinkt natuurlijk heel aardig en is heel handig om mee naar voren te komen.
Maar de Raad van State kijkt ernaar of het college de wet goed heeft
toegepast. In dat geval was dat zo. Daarmee heeft de voorzitter niet
verdedigd dat het college heeft laten blijken medewerking te willen verlenen
aan dat soort verzoeken. Dat is juist het cruciale punt wat zijn fractie
naar voren wil brengen. De ene keer haalt men alles uit de kast om de
vergunning te kunnen verlenen en de andere keer laat men alles in de kast om
maar niet te hoeven verlenen. Zijn fractie zal dan ook in de toekomst
nauwkeurig gadeslaan wat het beleid van het college ten aanzien van de
artikel-19- van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zal zijn. Zijn fractie zal
ook tijdig aan de bel trekken als zij dat nodig vindt.
Wat betreft de toevoegingen merkt hij op dat zijn fractie daar geen bezwaar
tegen heeft. Hij wil wel graag dat de term beperkte detailhandels
activiteiten blijft staan.
De voorzitter antwoord dat het college bereid is er van te maken "zeer
beperkte detailhandel".
De heer Van de Merbel beschouwt het als een grote winst dat het vanavond
mogelijk was over dit agendapunt te discussiëren. Kennelijk leefde niet
alleen bij hem het idee dat er punten waren die de revue moesten passeren,
vooraleer er over deze zaak beslist kan worden.
Hij zegt dat de voorzitter haar best doet de zaak wat te kleineren. De
voorzitter spreekt over winkeltje en spulletjes en 30 vierkante meter. In de
stukken wordt echter gesproken over 35 vierkante meter. In de brief van
mevrouw Bom wordt gesproken over 40 vierkante meter. Dit wil hij
signaleren. De voorzitter is bewust bezig het belang van de zaak achteruit
te dringen. De laatste toevoeging die de voorzitter suggereerde om het
woordje "zeer" voor "beperkte detailhandel" te zetten vindt hij misschien
toch wel erg beperkend. Men kan de activiteit ook niet te veel belemmeren.
Men moet een relatie leggen met het handwerkgebeuren en de creativiteit. Als
men het al te zeer gaat beperken schiet het wat hem betreft zijn doel
voorbij. De voorzitter heeft gezegd dat men ten aanzien van dit geval
dezelfde procedure heeft gevolgd als gebruikelijk en de voorzitter heeft
daaraan toegevoegd dat dat op gewoonte berust. Hij heeft zelfs de Wet op de
Ruimtelijke Ordening er een paar maal bijgehaald. Hij zou het college er
toch op willen wijzen dat in onze rechtstaat de wet altijd voor de gewoonte
gaat en dat het college er toch goed aan zou doen dat het college van
burgemeester en wethouders (die naam is ook niet voor niets verzonnen) zich
aan de wet zou houden. De voorzitter heeft ook opgemerkt dat besturen een
continue zaak is. Daarnaast zegt zij dat dit college niets te maken heeft
gehad met de kwestie van de videotheek. De heren De Jong en Nijhoff echter
hadden destijds zitting in de raad, niet als wethouder maar als lid, en
waren dus toch bij die zaak als zodanig betrokken, zodat zij best wel van de
hoed en de rand weten of kunnen weten. Hij neemt aan dat zij destijds ook
wel hun ogen en oren de kost hebben gegeven en dus ook goed weten wat toen
de overwegingen zijn geweest om die zaak daar af te keuren.