2
De voorzitter antwoordt dat het college inderdaad de toezegging heeft gedaan
om met deze motie terug te komen in de raad van april wanneer er nieuwe
gegevens zouden zijn. Nieuwe gegevens zijn er echter op dit moment nog niet.
De heer van de Merbel merkt op dat hij voor een deel aan wil sluiten bij
hetgeen de heer de Vos heeft gezegd. Op andere pagina's ontbrak ook
verschillende malen de onderstreping onder de namen van de sprekers.
Belangrijker vindt hij het om nog even te reageren op datgene wat in de
notulen staat op pagina 14, dat handelde toen over het al of niet in
openbaarheid behandelen van de stukken van de Gewestraad en van het algemeen
bestuur van het werkvoorzieningsschap. De voorzitter heeft hem toen verteld
dat er een ontwerp-brief gereed lag als antwoord op zijn vragen. Die heeft
hij ondertussen alsnog ontvangen op 15 april jl. Die brief bevat voor hem
eigenlijk weinig nieuws. Het enige nieuwe voor hem was dat het college
blijkbaar tussen 15 maart jl.de datum van zijn brief en 18 maart jl. de
datum van de raadsvergadering, overleg heeft gevoerd met de overige
fractievoorzitters. Hij is benieuwd naar de vorm van dat overleg en waarom
hij daarbij niet is uitgenodigd. Overigens heeft hij geen steekhoudende
argumenten gevonden om de gewestraadsstukken niet in de openbaarheid te
behandelen.
De voorzitter antwoordt dat de gemeentesecretaris telefonisch contact heeft
gehad met de overige fractievoorzitters. De heer Van de Merbel wist wat hij
in zijn brief gevraagd had.
Het college betreurt het ten zeerste dat De heer Van de Merbel zich niet kan
vinden in het antwoord van het college. Het college blijft bij het antwoord.
De heer Van de Merbel vindt het een vrij normale gang van zaken dat hij niet
gebeld wordt over de inhoud van zijn eigen brief. Hij vraagt zich af of op
deze manier een goede gedachtenwisseling plaats kan vinden. Hij denkt dat
telefonisch vragen stellen aan verschillende personen niet de meest
vruchtbare manier is om tot besluitvorming te komen.
Verder merkt hij op dat hij in de brief van 15 april jl. leest dat er niets
gebeurt dat zich aan de waarneming van ons burgers onttrekt. Als dat zo is
behoeft er geen enkel bezwaar tegen te bestaan dat de gewestraadsvoorstellen
en de stukken van het Algemeen Bestuur van het Werkvoorzieningsschap wel in
de openbaarheid behandeld worden. Overigens merkt hij omtrent de
openbaarheid in het algemeen op, dat hij in januari 1993 hierover wat vragen
heeft gesteld; tot op heden heeft hij hier geen antwoord op gekregen. Hij
denkt dat de zaak die zojuist behandeld is, hierbij betrokken dient te
worden. Misschien kan de voorzitter zeggen waarom de beantwoording van zijn
raadsvragen van januari 1993 zo traag verloopt.
De voorzitter antwoordt dat het college het antwoord op de brief van 15
maart van de heer Van de Merbel gegeven heeft zoals het is, en het college
blijft bij dit antwoord. Op de raadsvraag van januari 1993 zal de heer Van
de Merbel een antwoord krijgen.
De heer Van de Merbel zegt dat zijn vraag was, waarom de beantwoording zo
lang duurt.
De voorzitter antwoordt dat de heer Van de Merbel enorm veel brieven
schrijft naar het college.
De heer Van de Merbel zegt dat het college daar dan wel misschien aanleiding
toe geeft. Dat zou het college zich weieens af kunnen gaan vragen.
De voorzitter zegt dat ze dat niet weet.
De heer Van de Merbel vindt dat als het college wat mededeelzamer zou zijn
en meer zaken in openbaarheid behandelt het college dergelijke vragen niet
hoeft te verwachten.