14
Algemene beschouwingen en vragen van raadslid W. van de Merbel
bij de gemeentebegrotingen voor het dienstjaar 1994 blad 7
Daarbij is, voorshands, het volgende gebleken:
1. vóór 9 september 1993 kón het college geen sloopbestek
ter inzage leggen om reden dat het sloopbestek (met de
datering: september 1993) eerst na de raadsvergadering
is samengesteld en gereedgekomen;
ook de betrokken sloopbedrijven hebben dus vóór de dag
van hun prijsopgave(n) niet over dit bestek beschikt;
2. aan de hand van de mij alsnog ter inzage gegeven stuk
ken kom ik tot onderstaande opsomming van de mij thans
bekende offertes:
offertedatumingediend door priis fexcl. b.t.w.1)
18 mei 1993 bedrijf: A f 479.000,
3 juni 1993 bedrijf: B f 178.500,
1 september 1993 bedrijf: C f 285.400,
1 september 1993 bedrijf: D 219.000,
3 september 1993 bedrijf: B f 193.750,
6 september 1993 bedrijf: D f 191.000,
3. het collegevoorstel waarin aan de raad werd voorge
steld om het werk aan de laagste inschrijver te gunnen
is gedateerd 31 augustus 1993; in dat voorstel (zie de
bijlagen bij deze beschouwingen) werd verwezen naar de
vertrouwelijk voor de raadsleden ter inzage gelegde
prijsaanbieding van de laagste inschrijver (H.W.Z.bv);
uit bovenstaand overzicht kan echter toch de conclusie
getrokken worden dat op 31 augustus 1993, dus op datum
van het collegevoorstel, niet het bedrijf D de laagste
inschrijver was doch bedrijf B;
3. de 6 offertes waren op het moment waarop ze mij alsnog
ter inzage werden gegeven (t.w. 12 november 1993) geen
van alle voorzien van het gebruikelijk stempel waaruit
zou kunnen blijken wanneer deze ten gemeentehuize zijn
ingekomen; ook bleken ze opgeborgen te zijn in een van
de kasten op de kamer van de burgemeester en niet vrij
beschikbaar voor ambtenaren van de sector grondgebied,
tot wier werkterrein deze aangelegenheid toch behoort;
4. naar mij van ambtelijke zijde werd bevestigd zijn de 4
betrokken bedrijven alle mondeling om prijs gevraagd;
mij is inzage gegeven van de op 10 september 1993 door
de burgemeester geredigeerde bedankbrieven, verzonden
aan de bedrijven A, B en C; een schriftelijke opdracht
aan bedrijf D heb ik niet in het dossier aangetroffen;
5. bij het inzien van de offertes werd mij van ambtelijke
zijde bij herhaling verzocht geen verkeerde conclusies
te trekken uit de getoonde stukken en door persoonlijk
optreden van de burgemeester werd mij belet om van een
en ander een fotokopie te verkrijgen ter nadere bestu
dering van deze door de voorzitter in de raadsvergade
ring van 9 september 1993 nog als identiek aangeduide
doch in werkelijkheid wel zeer verschillende offertes,
welke niet overeenkomstig de bepalingen in een bestek,
een (eventuele) nota van inlichtingen en een eventueel
proces-verbaal van aanwijzing zijn uitgebracht.
Tot zover het relaas van mijn bevindingen. Na kennisne
ming van het commentaar van het college is het vervolgens
aan de raad om zijn conclusies te trekken.