9
De inspraak van vrijdag 5 november 1993.
Hoe past dit inspreken in de procedure van de herindeling.
1. Er is voor gemeentelijke herindeling een wettelijk voorgeschreven
procedure
De op 5 november jl. gehouden inspraak ten behoeve van de gemeen
ten binnen het Streekgewest Westelijk Noord-Brabant is een extra
inspraakronde die door Gedeputeerde Staten in Noord-Brabant
toegevoegd is aan de wettelijke procedure.
2. Deze tussenstap is ingelast om de gemeentebesturen te polsen of
ze op hoofdliinen goed zitten met hun plannen. Dit overleg moet
uiteraard in de juiste context worden geplaatst. Er is op dat
moment nog geen sprake van formele besluitvorming, ook niet in uw
raad
Dit laat onverlet dat de officiële wettelijk voorgeschreven
inspraakronde voor uw gemeenteraad eerst in 1994 zal plaatsvin
den. Een bijgesteld procedureschema hebben wij bij deze medede
ling gevoegd.
Conclusie
Geheel volgens de wettelijke procedure is er straks alle gelegenheid
en tijd voor inspraak, bespreking in het openbaar enz..
Voor uw duidelijkheid merken wij nog op dat hoewel de gewesten weste
lijk Noord-Brabant en Stadsgewest Breda (op termijn 1997) samen dienen
te gaan, blijft het herindelingstraject voor beide gewesten geschei
den.
De beslissingen over de gemeenten in beide gewesten lopen derhalve
niet parallel. De gemeenten binnen het Stadsgewest Breda moeten nog
dit jaar hun oordeel geven over het voor hen voorliggende plan terwijl
wij dat in april 1994 moeten doen.
De reden dat wij deze mededeling doen is gelegen in het feit dat wij
nu voor het eerst weer gezamenlijk bij elkaar in vergadering bijeen
zijn en waarbij o.a. de inwoners luisterend naar de SLOFH ook kunnen
horen hoe een en ander in elkaar steekt."
Ten aanzien van de tijdsprocedure merkt de voorzitter het volgende nog
op. In november is de bespreking van de gemeentelijke herindeling op
hoofdlijnen in de commissie voor bestuurlijke organisatie geweest. In
januari 1994 zenden Gedeputeerde Staten het herindelingsplan tezamen
met het verslag van het open overleg aan de raden en de Minister. De
raad heeft vervolgens drie maanden om te reageren. Het plan wordt
gedurende twee maanden ter inzage gelegd, binnen twee weken na ont
vangst.
In april 1994; binnen drie maanden na ontvangst zenden de raden van de
gemeenten hun oordeel over het plan aan Gedeputeerde Staten.
Deze termijn kan met drie maanden worden verlengd. De procedure
schuift hierdoor dan drie maanden op.
In juni 1994, de ontwerp-regelingadvies van de commissie bestuurlij
ke organisatie over het concept-statenvoorstel