6 de overige fracties heeft aangehoord. Hij is blij te constateren dat binnen een deel van de raad het licht aan het doorbreken is. Waar schijnlijk wordt het nog wel meer al naar gelang de Kerst nadert. Hij wil niet op de inhoudelijke aspecten van de zaak ingaan. Hij heeft daar wel een lichte aandrang toe maar heeft vorig jaar daarover al meer dan genoeg gezegd en achteraf gezien ook niet ten onrechte. Waar hij nu het woord voor vraagt is het volgende. Hij is van mening dat het college op 9 november 1993 een niet rechts geldig verzetschrift heeft ingediend. Hij baseert zijn mening op het feit dat het college zonder voorafgaande machtiging van de raad niet bevoegd is om een dergelijk verzetschrift in te dienen. De voorzitter merkt op dat het niet de intentie van het college is om de zaak hier door te kauwen. Hij heeft kennis genomen van het stand punt van de WD-fractie, die er vanuit gaat dat destijds een verkeerd besluit is genomen en men nu de zaak wil terugdraaien. Van het CDA is het duidelijk dat die van mening is dat de raad een eigen verantwoor delijkheid heeft en dat de raadsleden destijds een juist besluit hebben genomen. Kortom, het CDA vindt het juist dat het college verzet aantekent De P.v.d.A. vraagt wat er staat te gebeuren tussen 25 oktober 1993 en 2 maart 1994. Het is zo dat de juristen nu aan het uitzoeken zijn hoe het verzet moet luiden. De voorzitter kan daar momenteel nog geen informatie over geven. De heer Van de Merbel zegt dat er ten onrechte verzet is aangetekend en dat niet de juiste procedure is gevolgd. Naar de mening van de voorzitter is wel alles correct gedaan. De heer Van de Merbel merkt bij interruptie op dat het college iets gedaan heeft waartoe het door de raad niet de bevoegdheid heeft gekregen. De voorzitter zegt dat bij de stukken het delegatiebesluit ter inzage heeft gelegen. Hij wil het betreffende delegatiebesluit nog wel eens voorlezen. De heer Van de Merbel zegt dat dat niet hoeft, de voorzitter hoeft slechts aan te geven waar staat dat het college bevoegd is om niet alleen verweer aan te tekenen doch ook verzet aan te tekenen. Als de voorzitter dat aan kan geven dan trekt hij zijn mening in. Zolang dat niet aangegeven kan worden dan heeft het college "geen poot om op te staan" De heer Bienefelt zegt bij interruptie dat het nu wel een beetje ridicuul wordt. De heer Van de Merbel zegt dat het helemaal niet ridicuul wordt. De Raad van State doet een uitspraak en nu moeten we dat ridicuul vinden. De heer Van de Merbel heeft alleen opgemerkt dat het college voorzich tig moet zijn met wat het doet en de heer Bienefelt noemt dat ridi cuul. Dat is ridicuul, wat de heer Bienefelt nu opmerkt. De heer Bienefelt zegt dat het belangrijk is dat ook de laatste bladzijde van het besluit van de Raad van State wordt gelezen. Daar staat keurig aangegeven wat nu kan worden gedaan. Je kan namelijk in verzet gaan. Daar wordt over gesproken. Wanneer het nu de mening is van het college om dat inderdaad te doen en de raad zegt dat dat juist is dan houdt het op. De voorzitter wil nu de zaak kortsluiten en vraagt wie van de raad akkoord gaat met het verzet dat het college wil aantekenen. Allereerst wil hij de fracties nog een tweede termijn geven om op de kwestie te reageren. De heer Bienefelt zegt dat het CDA denkt dat het college er goed aan

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1993 | | pagina 224