-16- In het algemeen is het CDA het eens met een aantal bezwaarmakers hier in de raad dat ervoor gezorgd wordt dat willekeur, zoveel mogelijk verdwijnt en achtereenvolgens, wanneer dat niet kan, ze de kop in te drukken bij voorbeeld door die toetsingen objectiever te maken. Tot slot de ingekomen bezwaren. Het college stelt voor de ingekomen bezwa ren ongegrond te verklaren. Dat is een beetje een moeilijke zaak omdat de bezwaren zijn ingediend tegen versie 1en in de tweede ronde 48 bezwaar schriften tegen versie 3. Daarna wordt er een versie 4 uitgebracht. Naar het gevoel van het CDA is dat inhoudelijk een duidelijk ander plan, en dan moeten nu de bezwaren tegen de versies 1 en 3 ongegrond verklaard worden. Die bezwaren waren natuurlijk buitengewoon functioneel toen de versies 1 en 3 in beeld waren. Naar het gevoel van het CDA hebben de bezwaarmakers er dus ook aan bijgedragen dat versie 4 er kwam. De heer Bienefelt wil dus op de een of andere manier aangetekend zien dat de bezwaren niet inge bracht zijn tegen de huidige versie maar tegen de versies die daaraan voorafgegaan zijn. Het komt toch een beetje te gemakkelijk over door nu te zeggen dat die bezwaren overbodig zijn en dus ongegrond. Het is niet zo dat je door ongegrondverklaring van bezwaarschriften, bezwaarmakers baga telliseert. Het CDA denkt dat de ingediende bezwaren duidelijk functioneel hebben meegewerkt om verder te komen samen met anderen die zich ook hebben ingespannen om te komen op het punt waar we nu zijn. De voorzitter denkt dat er toch wat onduidelijkheid is. Wanneer mensen bezwaren indienen tegen welk bestemmingsplan dan ook, dan is het vervol gens aan het college om middels eerst het beleggen van een hoorzitting, vervolgens te besluiten wat men met de bezwaarschriften gaat doen en of men die gaat verwerken in een aangepaste versie. Een groot gedeelte van de bezwaarschriften is verwerkt in de nu aangepaste vierde versie. Als het college nu zou doen wat de heer Bienefelt voorstelt, zou het college bezwaarmakers die toch nog bezwaren houden te kort doen omdat het zo is als vanavond het bestemmingsplan wordt vastgesteld het vervolgens ter vi sie wordt gelegd en hebben alle bezwaarmakers wederom gelegenheid om tegen de nu vastgestelde versie bezwaar te maken. Als je zou zeggen dat de be zwaren geen betrekking hebben op de vierde versie, zou je de mensen daar geen recht mee doen. Als het vastgesteld is komt het bestemmingsplan op nieuw ter visie gedurende een maand en tijdens die maand kan men die stuk ken inzien en kan men nagaan of voldoende tegemoetgekomen is aan de wensen die men had. Ten aanzien van het feit dat ook de N.C.B. aanwezig was wordt opgemerkt dat dat in de notulen ook verwerkt zal worden. Met betrekking tot hetgeen de heer Van der Spek zegt, zegt de voorzitter dat het haar allemaal niet onbekend voorkomt want wat hij in tweede ter mijn nu naar voren brengt, is ook reeds bij de behandeling in de commissie aan de orde geweest. Hij vindt dat het niet uit te leggen is aan welden kende mensen. Het college vindt dat deze zaak wel uit te leggen is en heeft dat ook meerdere malen reeds gedaan. Het college is van oordeel dat door het invoeren van de procedure dat bouwaanvragen moeten lopen via de agrarische adviescommissie daardoor de subjectiviteit die er mogelijker wijs in zou kunnen zitten, in ieder geval duidelijk teniet gedaan is. De heer Van der Spek vindt dat in de vierde versie onvoldoende tegemoet gekomen is aan de bezwaren van de mensen. Het is zijn goed recht dat te vinden en het is zijn goed recht om tegen de partiële herziening te stem men. De heer Van de Merbel komt nog op een aantal zaken terug. Onder meer zegt hij dat er geen ruimte is geweest voor discussie omdat hij niet de be schikking had over de vierde versie. Hij had wel als raadslid alle stukken kunnen zien die daaraan voorafgegaan zijn. Als hij klemmende zaken gehad had, had hij die uiteraard ook na afloop van de hoorzitting nog kunnen zeggen. Ten aanzien van de vierde versie is het zo dat het college heel nadrukkelijk gezegd heeft dat wat klaar is de raad krijgt en bovendien

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1993 | | pagina 167