13 op papier te staan maar in ieder geval is dan de commissie op de hoogte van wat er allemaal aan de hand is en wat er gaat gebeuren. Dan komt de raad in de Witte Roos ook niet voor verrassingen te staan. De voorzitter vraagt richting heer Bienefelt of hij het met de aanvulling van de heer de Vos eens kan zijn dat het college in grote lijnen aangeeft hoe en wat met plan Oost. De heer Bienefelt kan het daar mee eens zijn. Ook de heer van der Spek zegt dat zijn fractie het voorstel van de heer de Vos ondersteunt. De voorzitter zegt toe dat de raadsleden aanstaande dinsdag dus in grote lijnen te horen zullen krijgen hoe of wat zonder dat daar plankaarten bij ter visie worden gelegd. Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van het college besloten voor het gebied gelegen in plan Oost III een bestemmingsplan voor te bereiden. 11. Voorstel met betrekking tot de straatnaamgeving in plan Oost. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van college besloten de nieuwe straten in het bestemmingsplan Oost III de volgende namen te geven: Leeuwerikstraat; Torenvalkstraat; Koolmees; Meerkoet; Zilvermeeuw; Gierzwaluw; Specht. Vervolgens schorst de voorzitter voor enkele minuten de vergadering. Na heropening van de vergadering stelt de voorzitter agendapunt 12 aan de orde. 12. Bezwaarschrift ingevolge Wet AROB van de heer K.J. Smael d.d. 30 maart 1992. De heer van de Merbel zegt dat door het college wordt voorgesteld het bezwaarschrift niet ontvankelijk te verklaren en dus niet verder in behandeling te nemen. Het college gebruikt daarvoor als juridisch argument dat het raadsbesluit om de heer Smael uit de commissie O.C.S.W. te zetten, geen beschikking is in de zin van de wet AROB. Naar aanleiding van dat juridisch argument wil hij citeren uit een brief welke hij eind maart jongstleden heeft ontvangen van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken schreef de heer van de Merbel onder meer het navolgende. "Het komt mij op basis van de door u toegezonden stukken voor dat het raadsbesluit waarin wordt vastgesteld dat de heer Smael van rechtswege heeft opgehouden lid te zijn van de commissie O.C.S.W. valt aan te merken als een beschikking in de zin van de wet AROB." De opmerking van de staatssecretaris staat dus haaks op die van het college. De staatssecrtaris heeft geen enkel belang bij de uitkomst en er is dan ook geen reden om aan de objectiviteit van diens oordeel te twijfelen. Dat ligt uiteraard wel wat anders bij het college en ook bij de Arob-commissiedie braaf geadviseerd heeft overeenkomstig de wensen van het college. Die Arob-commissie bestaat immers uitsluitend uit raadsleden die in februari allemaal zelf hebben meegewerkt aan het gedwongen ontslag van de heer Smael. Gelet op het oordeel van het ministerie en mede gelet op de dubieuze constructie van de in februari gepasseerde besluitvorming stelt de heer van de Merbel zich op het standpunt dat de heer Smael wel ontvankelijk verklaard moet worden in zijn bezwaar en dat hij ook zelf in de gelegenheid gesteld zou moeten worden om de gegrondheid van zijn bezwaren toe te lichten. Tot slot nog enkele opmerkingen over de Arob- commissie

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1992 | | pagina 92