-13- Onvoldoende onderbouwd en onvoldoende voorbereid wordt nu aan de raad voorgesteld om diverse werkzaamheden aan derden uit te besteden en zodoende de eigen buitendienst gemeentewerken weer een stuk verder uit te kleden. Sinds 1988 is het aantal buitendienstmedewerkers teruggebracht van 12 mensen toen naar 8 mensen nu. In mei 1989 toen het aantal personeelsleden nog 10 bedroeg werd door de commissie openbare werken, onder voorzitterschap destijds van wethouder Kannekens, unaniem tot de conclusie gekomen dat de limiet van bezuinigen bij de buitendienst was bereikt en dat een nog lagere personeelsbezetting ongewenst was. Deze conclusie werd destijds onderschreven door de dienstleiding. Dit alles is terug te vinden in de notulen van de vergadering van de commissie openbare werken van 31 mei 1989. Wethouder Kannekens is nu geen wethouder meer maar ook onder zijn opvolger in het college dreigt de geleidelijke afbraak van onze buitendienst gewoon verder te gaan. Zelfs nog wat sneller dan eerst. In 1991 zijn er 2 vacatures ontstaan en niet meer opgevuld, zodat men nu moet werken met een personeelsbezetting beneden de in 1989 bereikte ondergrens van 10 mensen. Het college zegt in haar voorstel niets over de door het college beoogde toekomstige aard en omvang van de gemeentelijke buitendienst. Het college gaat totaal niet in op de personele gevolgen bij een eventuele opheffing van de huisvuilophaaldienst en ook besteedt het college geen aandacht aan de gevolgen van de overname van een aantal wegen van het rijk. De heer van de Merbel vindt ook daarom dat de raad dit onvoldragen voorstel nu beter niet kan aannemen. Zodra er voldoende bekend is over de perpectieven van de huisvuilophaaldienst kan er aan de hand van een gedegen discussienota van het college alsnog een brede discussie plaatshebben over de toekomst van de totale buitendienst. Onder een brede discussie verstaat de heer van de Merbel dan ook een behandeling in de commissie financien en in de commissie bestuurlijke aangelegenheden. De heer de Vos zegt dat inmiddels een aantal punten al ter sprake is geweest. Rest hem nog een punt. In de offerte van het werkvoorzieningsschap van 23 januari 1992 staat een zinsnede, die overigens blijkens het verslag ook al aan de orde is geweest in de commissie openbare werken, doch het antwoord daarop is de heer de Vos niet helemaal duidelijk. Het betreft hier de zinsnede waarin staat "onder voorbehoud van ministeriele maatregelen" Daarvan zegt de voorzitter van de commissie dat hij er vanuit gaat dat het harde cijfers zijn. Misschien dat hij hier nog kan toelichten waarom hij daarvan uitgaat. Betreft het hier kennis die niet op papier staat of is het echt een uitgangspunt van het zal wel. Het is de heer de Vos niet duidelijk hoe hard die zin is die daar staat. Het zou natuurlijk nog wel eens wat kunnen betekenen ook in het kader van wat er nu allemaal aan discussies in Den Haag speelt. Misschien heeft het ministerie van Sociale Zaken nogal wat centen nodig en halen ze die bij het Werkvoorzieningsschap. Dan zit de gemeente straks met de gebakken peren. Wethouder de Jong geeft aan dat de zin waarop de heer de Vos doelt in wezen een standaardzin is die in de offerte wordt opgenomen. Het is volgens hem ook logisch dat die zin erin staat, omdat het werkvoorzieningsschap op dit moment geconfronteerd wordt met een terugvordering van het ministerie. Vanmiddag heeft de wethouder gehoord dat ze voor het eerst gehoord zullen worden door de SER-commissie omdat ze bezwaar hebben aangetekend tegen de terugvordering van het bekende bedrag van f1500000000Het kan trouwens ook zijn dat het hier een bedrag betreft van f. 5.000.000,00 maar doet er op dit moment niet zoveel toe. De terugvordering staat er en het werkvoorzieningsschap wordt daarmee geconfronteerd.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1992 | | pagina 68