De werkgroep gaat nu van start en de wethouder kan op dit moment niet
inschatten wanneer die werkgroep alle onderwerpen heeft behandeld. Daarna
wordt een en ander in de commissie O.C.S.W. besproken en daarna in de raad.
Daarom ook zal de discussie hoofdzakelijk in de commissie O.C.S.W.
plaatsvinden.
De heer de Vos heeft nog een opmerking gemaakt over de koppeling tussen
ouderen en minimabeleid, dat was volgens de wethouder een terechte opmerking.
De heer van de Merbel vraagt of de materie nu in juni of juli in de raad komt
want de wethouder zit een beetje te dubben.
De voorzitter zegt dat de wethouder geen toezeggingen heeft gedaan en hij
heeft de heer van de Merbel heel nadrukkelijk geantwoord dat de commissie van
start gaat en dat de commissie een en ander bij de voortgang van de zaak zal
betrekken.
De heer van de Merbel zegt dat het al een eeuwigheid heeft geduurd en dat er
waarschijnlijk nog wel een eeuwigheid bij zal komen.
De voorzitter vraagt of alles positief bezien kan worden daar is iedereen mee
gediend
Naar aanleiding van ingekomen stuk 12 merkt de heer Bienefelt op het als een
luxe of een weelde te beschouwen om in deze vergadering ook over trekvogels
te kunnen discussieren. Toen hij vorige week woensdag de stukken in de
brievenbus zag vallen dacht hij: "ze zijn nogal vroeg". Hij vroeg zich gelijk
af of er misschien iets spoedeisends in zou zitten. Toen hij daarna de
ingekomen stukken doornam dacht hijhet moet nummer 12 wel zijn. Nummer 12
luidt: "Schrijven Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels houdende
informatie inzake afschaffing jacht op 11 onschadelijke trekvogels." Als het
er inderdaad nog maar 11 zijn dan is iedere minuut belangrijk.
Wat het CDA betreft denken zij dat het schrijven van deze vereniging ons
sympathiek over komt. Wij zijn niet bij machte, denkt de heer Bienefelt, om
deze 11 diertjes asiel te bieden, anders zou het CDA dat ongetwijfeld
voorstellen. Naast dit feit van sympathie voor de Vereniging tot Bescherming
van Vogels zou hij willen opmerken dat het wellicht het overwegen waard is om
de stukken iedere maand de woensdag van tevoren te brengen. Dat scheelt een
dag en dat is belangrijk.
De voorzitter dankt de heer Bienefelt en stelt toch maar voor om dit stuk
voor kennisgeving aan te nemen en denkt dat de raad zich daarin kan vinden.
Voor de rest zijn er wel wat opmerkingen te plaatsen maar dat doet zij maar
niet.
Naar aanleiding van ingekomen stuk nr. 15, schrijven van de Inspectie van de
volksgezondheid voor de hygiene van het milieu voor Noord-Brabant inzake
aanvragen NMP-bijdragezegt de heer van de Merbel dat middels dit schrijven
wordt gevraagd om alsnog mee te doen aan de uitvoering van het Nationaal
Milieubleidsplan. Dit in navolging van 90% van alle andere Noord-Brabantse
gemeenten. Dit roept bij hem de volgende vraag op. Om welke reden meent het
college ook nu nog te moeten afzien van deelname. Uit de brief van de
inspecteur blijkt dat de aanvraag eigenlijk voor 1 januari 1992 bij de
minister ingediend had moeten zijn. In de raadsvergadering van 21 november
1991 werd de raad door het college voorgehouden dat de raad voor 1 december
1991 diende te beslissen. De tweede vraag is of de raad op 21 november 1991
wel correct geïnformeerd is.
De voorzitter antwoordt de heer van de Merbel ten aanzien van zijn laatste
vraag of de raad correct is geïnformeerd, dat het college de raad wel
degelijk correct geïnformeerd heeft. De zaken moest namelijk lopen via het
Streekgewest en dan dienen de stukken altijd 1 of 2 maanden eerder binnen te
zijn. Dat betekent dus dat 1 december 1991 correct was.