-9-
Een ander feit is ook dat op diezelfde datum, dus 12 januari 1992, de vanavond
door de raad vastgestelde wijziging van de algemene commissieverordening, nog
niet van kracht was. De nieuwe verordening is namelijk pas enkele minuten
geleden in werking getreden.
De heer Smael heeft dus op 12 januari j.l. nog geen rekening kunnen houden met
de nieuwe commissieverordening toen hij zijn beslissing nam om zijn lidmaatschap
van de P.v.d.A. op te zeggen.
Hij heeft dus op 12 januari 1992 niets kunnen doen of nalaten om een gedwongen
ontslag uit de commissie O.C.S.W. te voorkomen.
Vervolgens zegt de heer van de Merbel dat het in strijd is met een algemeen
aanvaard rechtsbeginsel wanneer men een wet in het leven roept en daaraan
rechtsgevolgen verbindt voor een handeling van een burger, welke handeling door
die burger reeds was verricht nog voordat betreffende wet van kracht is
geworden. Met andere woorden, aan de pas vanavond in werking getreden
verordening kan nu niet zomaar terugwerkende kracht worden toegekend. Vandaar
dat hij van mening is dat de raad dit voorstel van burgemeester en wethouders
maar beter niet kan aannemen.
De voorzitter merkt op dat door de heer van de Merbel is gezegd dat de
aanpassing van de verordening speciaal voor deze gelegenheid is geschreven.
Dat bestrijdt zij namens het college ten zeerste. Wat is er namelijk gebeurd. Er
vindt codificatie van gewoonterecht plaats. Er is reeds door de
fractievoorzitter van het CDA gezegd dat het jammer is, dat het gewoonterecht
wat sedert jaar en dag in 1982, 1986 en 1990 gerespecteerd werd door de toen in
de raad gekozen partijen, dat je dat gewoonterecht moet gaan codificeren.
Codificeren is een juridisch woord voor vastleggen.
Het is jammer dat het is moeten gebeuren maar het was gewoonterecht en het
bestond al lang.
De heer van de Merbel adviseert de raad om niet akkoord te gaan met het voorstel
zoals dat door het college wordt gedaan.
Terug naar de datum van de brief van de heer Smael. De heer van de Merbel zegt
dat ten tijde van de binnenkomst van de brief van de heer Smael deze verordening
er nog niet was. Die verordening was er wel en ook het gewoonterecht was er.
Krachtens ongeschreven overgangsrecht wordt er nu uitvoering gegeven aan de
nieuwe verordening. De heer Smael komt op geen enkele wijze in een slechtere
positie te verkeren dan hij op grond van het gewoonterecht was. Maar het college
betreurt het, en zij denkt ook de grootst mogelijke meerderheid van de raad, dat
er dus tot het opschrijven van gewoonterecht gekomen moest worden.
Daar wilde de voorzitter het in eerste instantie bij laten. Daarbij is tevens
aangegeven dat de terugwerkende kracht die de heer van de Merbel meent zo te
moeten verwoorden, voor rekening van de heer van de Merbel is.
De heer van de Merbel zegt in tweede termijn het een plicht van de raad te
vinden om op een zeer zorgvuldige wijze om te gaan met de rechtspositie van de
door de raad zelf benoemde mensen. Heer Smael is op 1 mei 1990 op een volkomen
rechtmatige wijze door de raad benoemd als lid van de commissie O.C.S.W.. Hij
voldoet tot op de dag van vandaag nog steeds voor 100% aan alle voorwaarden
waaronder hij benoemd is. Wanneer de raad vanavond desondanks zou besluiten om
de nieuwe commissieverordening, want het is een nieuwe commissieverordening en
geen bestaande met gewoonterecht, nee het is een nieuwe commissieverordening
De voorzitter interumpeert de heer van de Merbel en zegt dat het een aanvulling
is van de bestaande commissieverordening, waarin het gewoonterecht gecodificeerd
wordt
De heer van de Merbel zegt dat er dus kennelijk behoefte was om dat te
codificeren.
De voorzitter zegt dat dat zo is omdat men zich niet aan de mores houdt.